Pagina:WilliamMorris1903KunstEnMaatschappij.djvu/97

Deze pagina is proefgelezen

oordeel uit kennis en niet uit onkunde voortkomen en gij kunt ervan verzekerd zijn, dat deze soort onafhankelijkheid in geenen deele afbreuk zou doen aan den eerbied voor de hooger ontwikkelden, die zich met de kunst bezighouden. Integendeel zij zou dien eerbied verhoogen, omdat zij, die zelf ernstiger over de kunst waren gaan nadenken, beter de moeilijkheden zouden begrijpen, waarmede de grootste mannen te worstelen hebben in hun strijd, om uiting aan de kunst te geven. Indien deze verstandige, sympathieke en ernstige onafhankelijkheid van denken over de kunst niet algemeen wordt onder ontwikkelde menschen (en alle menschen behoorden ontwikkeld te zijn) spreekt het vanzelf dat de beoefening der kunst geheel in handen valt van een vervallen en verachte klasse, vervallen en veracht tenminste voor zoover het haar dagelijksch werk betreft, d.w.z. het grootste aantal uren die zij wakend doorbrengt.

Dit is inderdaad een groot gevaar voor onzen politieken en maatschappelijken vooruitgang, voor onze ontwikkeling, in een woord voor onze beschaving; wij kunnen toch zeker geen van allen de verantwoordelijkheid aanvaarden om zulk een klasse van paria's in het leven te roepen of ons kalm neerleggen bij dezen drukkenden toestand. Daarom vraag ik u, een einde hieraan te maken, door niet langer onwetend te willen blijven op het gebied van kunst en u niet in dit opzicht blindelings te laten leiden; ik vraag u, te leeren waaraan gij behoefte hebt en daarnaar te vragen, in welk geval ge dit niet alleen zult verkrijgen, doch ook verstandige en waardige burgers zult kweeken voor het algemeen belang; verdedigers der maatschappij en vrienden voor uzelf. Is dit niet de moeite waard? Zal het de moeilijkheden van het leven niet verzwaren? Het is mogelijk, ik ontken het niet. Bedenk echter maar, dat ten slotte het leven

75