Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/23

Deze pagina is gevalideerd
11
HET BERGIJS

Doch daar is nog eene andere wijze als door waterstroomen waarop verbrijzelde en verweerde gesteenten, kantige steenbrokken en zand vervoerd worden van de bergen naar de laagten. Het is door middel van het bergijs, door de bergijsstroomen die de Duitschers gletschers en de Franschen glaciers heeten, en die de meeste hooge gebergten der aarde bedekken. Wij willen zien wat het bergijs is en wat het doet om ons zand te leveren op de zeekust. Nogmaals gaan wij in onze gedachten naar de Alpen, wij zullen daar zien wat het ijs werkt, hoe het bevrozene water werkt als een middel om stoffen te brengen in de zee.

In ons vaderland sneeuwt het slechts in den winter; tusschen de keerkringen sneeuwt het op de vlakten nooit; maar aan de polen is de aarde onafgebroken met een kleed van sneeuw bedekt. Dat is ook het geval op hooge bergen. De zoogenoemde sneeuwgrens, dat is de hoogte boven den zeespiegel waar boven altijd sneeuw ligt, bevindt zich op 60° zuider en op 70° noorder breedte bijna gelijk met den zeespiegel, doch rijst naar de evennachtslijn al meer en meer, zoodat de bergen in de gematigde luchtstreken 2000 of 3000 el hoog moeten zijn, en onder den evenaar meer dan 6000 el als hunne toppen met een mantel van zoogenoemde eeuwige sneeuw bedekt zullen blijven.

Op plaatsen waar de sneeuw in den zomer in 't geheel niet of slechts gedeeltelijk wegsmelt, hoopt zij zich van jaar tot jaar op. Op sommige tijden echter doet de zon een gedeelte dier sneeuw smelten, en daardoor ontstaan er ijskorsten op de sneeuw; door den wind