het bergijs gemakkelijk te onderscheiden van die door water voortgerold zijn. Zulke blokken, door het bergijs voortgestuwd, vindt men niet slechts bij het einde der tegenwoordige bergijsstroomen, maar ook op sommige, ver van de Alpen verwijderde plaatsen, zoo als op de oostelijke helling van het Juragebergte.
Zoo als het nu in gematigde streken op zekere hoogte boven den zeespiegel gaat, geschiedt zulks ook in het noorden en het zuiden der aarde, aan de beide polen, op het land dat slechts even boven of gelijk met den zeespiegel ligt. In Groenland, op Spitsbergen, op Nowaja Semlja—het land dat door sommigen onzer nederlandsche dichters Nova Zembla genoemd wordt—aan de Zuidpool, in Patagonie en op het Vuurland reiken de bergijsstroomen zelfs tot in de zee: de sneeuwgrens is daar gelijk aan den waterspiegel der zee. En ook dáár is beweging in het bergijs, ook dáár zakt het van de toppen der bergen naar lagere plaatsen.
Nadat het reusachtige bergijs der polen tot op den oever der zee, ja zelfs daarover heen tot in zee voortgeschoven is, breken er groote ijsbrokken af. Volgens eene beschrijving van het afbreken der ijsbergen, van de massaas bergijs die een eind weegs met haar benedeneinde in zee opgeschoven zijn, eene beschrijving van den deenschen reiziger Rink afkomstig, schijnt de kracht waardoor die ijsbrokken los worden, niet zoo zeer in de opheffende kracht van het water, en nog veel minder in hunne eigene zwaarte gelegen te zijn, als wel juist in hunne ligtheid, dat is in hun geringer soortelijk gewigt dan dat van het