Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/30

Deze pagina is gevalideerd
18
IJSBERGEN MET STEENEN.

zee opgeschoven, van den ijsstroom afbreekt, dan blijft het natuurlijk beladen met de steenbrokken die er op liggen, er op vastgevrozen, of wel door vroeger dooijen er in weggezonken zijn. Kane geeft aan zulke, met steenen beladene ijsbergen den zeer gepasten naam van bergrafts, bergvlotten. Daar nu die steenen, somtijds 1000 centenaren zwaar, de ijsbergen, waarop zij liggen, diep in het water naar beneden drukken, zoo drijven dezen dikwijls tegen den golfstroom in, dewijl hun onderste gedeelte door dien naar het noorden gaanden stroom heendringt, die op deze breedten gewis nog slechts een zwakke oppervlakkige stroom is. Dan reiken zij tot in den kouden, van de pool komenden onderstroom, die hen medeneemt naar het zuiden. Zoo drijft het grootste gedeelte dier ijsbergen met steenen naar de banken van Newfoundland, waar zij in het warmere water en de mildere lucht geheel smelten, hunne vracht van steenen laten vallen, en zoo doende die ontzettend groote banken misschien wel gevormd hebben, althans nog aanhoudend vergrooten.

Na de vermelding van dit feit zal het wel niet meer eene gewaagde bewering schijnen, als men het grind en de keijen, die men in het noorden en noordoosten van ons vaderland op het diluvium vindt, voor uit Skandinavie afkomstig houdt, omdat dáár alleen de rotsen staan van welke zij, naar hunne structuur en bestanddeelen te oordeelen, afgebroken kunnen zijn. Misschien heft deze of gene oorzaak ook eenmaal de newfoundlandsche banken tot boven den waterspiegel van de zee omhoog, en dan zal de