hoorntjes voorkomen van landslakken, Helix ericetorum, en andere weekdieren, en dat van deze een goed deel der voorhanden schilfertjes afkomstig kan zijn."
Doch behalve met stukjes van landschelpdieren is het zand ook nog vermengd met andere dierlijke en plantaardige overblijfselen en met delfstoffelijke bestanddeelen van onderscheiden aard. Bewerktuigde stoffen, zoo als verbrijzelde schelpen en schalen van zeeweekdieren, kwarts- en kalkpantsers van diatomeën en polythalamiën en andere infusoriën, zijn soms in groote hoeveelheid met het duinzand vermengd. In elke handvol zand vindt men, als men goed toe ziet, eene menigte stukjes van schelpen. Forchhammer zegt van de zeeduinen op de deensche kust: Niet zelden vindt men hoog in de duinen zeeschelpen, vooral die van de gewone oester, Ostrea edulis. Zij zijn dààr gebragt door een strandvogel, door den scholekster of kliet, Haematopus ostralegus, die zijne prooi op de toppen der duinen voert om haar daar te verslinden.
Doch ook zonder de medewerking van strandvogels komen er stukjes van schelpen van zeeweekdieren in het zand der duinen voor. In het zand onzer kusten en in dat van den zeebodem leven eene menigte tweekleppige weekdieren. Met het mondeinde naar beneden, het aarseinde naar boven gerigt en de luchtbuis uit den bodem gestoken, leven de meesten van die dieren even beneden de oppervlakte van dit zand. Vrijwillig begeven zij zich nimmer in zee, en daarom vindt men ook slechts zelden levende weekdieren onder de schelpen die door den wind en het getij op het strand geworpen worden. Het schijnt