gaan dat wegslaan der duinen blijkt uit het feit dat te Agger, aan het westelijke einde van den Liimfjord in Jutland, de kust tusschen de jaren 1815 en 1839 weggeslagen werd met eene snelheid van meer dan achttien voet in het jaar, en van 1840 tot 1857 won de zee op het land niet minder dan dertig voet in het jaar. Op andere plaatsen van de kust van Jutland is het verlies wel niet zoo groot, maar over het algemeen wint de zee op het land over de geheele kustlijn.
Het merkwaardigste gevolg van dat wegslaan der kustduinen in Jutland was voorzeker de inbraak van de zee in het jaar 1825 in het zoetwater kustmeer, de Liimfjord geheeten. Die inbraak werd beschouwd als een duidelijk gevolg van eene verwaarloozing der duinen, van eene mishandeling der duinen, die de smalle strook lands bedekten waardoor de fjord van de Noordzee gescheiden werd. In vroegere tijden der geschiedenis had de zee door de landengte gespoeld, maar later was dat kanaal weer verstopt geraakt, hetzij door kunstmatige middelen hetzij door natuurlijke oorzaken, en misschien was dat herhaalde malen gebeurd. Het in 1825 gevormde kanaal was ten minste in 1859 nog open, toen Andresen zijn werk Om Klitformationen schreef, maar later schijnt het weder gesloten te zijn geworden, immers Lyell zegt in zijne Antiquity of man: Zelfs in den loop der tegenwoordige eeuw hebben de zoute wateren een inval gedaan in de Oostzee door den Liimfjord, ofschoon zij thans weder daaruit verwijderd zijn. Hoe dit ook zij, binnen den geschiedkundigen tijd is de Liimfjord toch verscheidene malen beurtelings met zoet