Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/97

Deze pagina is gevalideerd
85
WIJNBOUW OP DE FRANSCHE DUINEN.

De eigenlijke landbouw der zuidelijke Landes beteekent niet veel. De korst teelaarde heeft daar slechts eene geringe dikte, en daar meststoffen er bijna volkomen ontbreken, bepalen de landbouwers zich om in de opene plaatsen der bosschen, clairières geheeten, mais en rogge te verbouwen, die er echter vrij sober slagen. Sedert onheugelijken tijd verbouwt men ook den wijnstok op de oostelijke hellingen der duinen die zich van kaap Breton tot Vieux Boucau en tot het dorp Messanges uitstrekken. Na de plaats uitgezocht te hebben die het meest voor den zeewind beschut is, verdeelt men den grond in vakken van 15 tot 20 el in het vierkant, door middel van takkebossen van een el hoog, om de jonge planten voor de koude en den westewind te beschermen. Om den grond te verbeteren, brengen de wijnbouwers jaarlijks rondom de stammen zand van de omliggende duinen, hoewel de stormwind zich maar al te dikwijls met dat werk belast. Het fijne zand der duinen stuift over de heggen heen en dringt tusschen de takkebosschen door, en verzamelt zich langzamerhand op den akker, de stam, ceps, en de uitloopers, sarments, worden langzamerhand begraven in het zand, en niet zelden wijzen na een storm enkele bladeren en ranken de plaats aan waar de wijngaard begraven ligt. Dan moet de boer met kracht strijden tegen den overweldiger of hij moet zijn wijngaard verlaten. Altijd bepoederd met kwartsstof krijgen die zanddruiven eindelijk een eigenaardigen smaak, een zandsmaak, herinnerende dien van den grond die de druiven heeft voortgebragt. De wijnen, zoowel de rooden als de wit-