komen. We zijn tevreden dat we het niet gedaan hebben. Steeds den donkeren hollen weg naar beneden volgende, komen we eindelijk op den Oud-Valkenburgschen weg, tegenover het roomhuis, uit, en kunnen gerust zeggen dat we op deze wandeling, waarmede ongeveer twee en een half uur gemoeid waren, heel wat genoten hebben.
En nu de Dalemerweg?
Deze behoort tegenwoordig niet meer tot die wandelingen, welke in de allereerste plaats aanbeveling verdienen, maar toch durven wij hen, die er den tijd toe hebben, wel aanraden hem eens af te gaan.
Wij zeggen af te gaan, want op zich zelf levert hij weinig bijzonders op; het gezicht in het afkomen is echter op verscheidene plaatsen fraai; gaat men hem dus op, dan heeft men dat van achteren.
Wij zouden er dan de voorkeur aan geven de Sibber Grub op te gaan; deze holle weg toch moet men eigenlijk in twee richtingen zien; daarna, te Sibbe gekomen, rechtsom den straks genoemden weg in de richting naar Vilt door het dorp te volgen; men kan dan en passant, bij de kerk een put zien, waaruit het water ter diepte van 220 voet, dus ruim 70 Meter, wordt opgehaald; een waterstand, die, naar men zegt, hoegenaamd geen verandering ondergaat.
Aan het eind van het dorp, dus waar de huizen eindigen, ligt, rechts, de Dalemerweg, met een zoogenaamd café op den hoek.
Reeds hierboven zeide ik dat deze weg een der meest romantische uit deze streek was, waaruit reeds van zelf volgt dat hij voor het vervoer alles behalve geschikt was.