Pagina:WitteHeinrich1890 In en om Valkenburg.djvu/80

Deze pagina is gevalideerd
68
GEULEM.

Hier hebben we het vroolijke riviertje bereikt, dat, zijn kristalhelder water in snelle vaart ons voorbij stuwende, ons verder den weg zal wijzen, want, al verliezen wij het zoo aanstonds nog even uit het oog, het is hier zóó zanglustig en het zingt zóó luid, dat we dit tusschen de heesters door gemakkelijk kunnen hooren.

Aan de overzijde der Geul strekt zich een zeer fraai verschiet uit. Op den voorgrond een weiland met rood- en zwartbonte koeien gestoffeerd, die ten deele in de Geul verfrissching zoeken, en, halverwege in 't koele water staande, ons aankijken, als wilden ze zeggen: wat denk je nu wel van zoo'n leventje! Daar overheen zich ver uitstrekkende, flauw rijzende bouwlanden, waaraan overal boomen afwisseling geven, terwijl enkele huizen het schilderachtige van het geheel nog verhoogen.

Van hier gaat het pad afwisselend op en af, daar het gedeeltelijk tegen den berg aangelegd is, wijl de Geul hier zijn voet onmiddellijk bespoelt. Een heerlijk panorama breidt zich, nú tusschen het lage hout, dán op een opener gedeelte vóór ons uit, terwijl we straks weer door dicht groen omgeven zijn. De Geul is op verscheidene plaatsen, waar de oevers elkander plotseling tot op vrij korten afstand naderen, zeer wild, en stort haar water soms in toomelooze vaart over alle hindernissen heen. Weldra wijkt ze weer een eind van onzen weg af, en nu hebben wij het gezicht over de korenvelden, die ons van het riviertje scheiden, op de nette kerk van St. Gerlach, welker torentje tusschen de verspreid staande huizen, van hier gezien, een zeer vriendelijken indruk maakt.

Steeds houden we nu aan onze linkerzijde de min