Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/113

Deze pagina is gevalideerd
 

DICLYTRA SPECTABILIS Dec.

Nat. familie:

FUMARIACEÆ.

Klasse en Orde van LINNÆUS:

DIADELPHIA HEXANDRIA (Tweebroederige-Zesmannige)[1].

 

 

Als had het gisteren plaats gehad, zóó levendig staat mijne eerste kennismaking met deze plant mij nog voor den geest. En toch is dat nu wel reeds omstreeks twintig jaar geleden, want 't was op eene der eerste bloemententoonstellingen die te Rotterdam gehouden zijn. De plant, die ik dáár toen leerde kennen, hoewel in een pot gekweekt, zooals men, toen zij pas bekend was geworden, algemeen deed, maakte, door hare bloeirijkheid, hare bevalligheid en de uitnemende fraaiheid tevens der afzonderlijke bloemen, zulk een diepen indruk op mij, dat ik de geheele plant nog, zooals ze daar was, mij voor den geest roepen en de plaats aan wijzen kan waar ze stond.—


Linnæus reeds heeft haar beschreven onder den naam van Fumaria spectabilis, en hoezeer de sierlijke bloemen ook reeds de bewondering van dezen natuurkundige gaande maakten, blijkt uit de woorden: Planta eximia floribus speciosissimis, maximis[2] die hij in zijne Species plantarum op de wetenschappelijke beschrijving laat volgen.

Inderdaad ken ik geene andere onder de vaste of overblijvende kruidachtige vollegrondsplanten, die met meer bevalligheid hare sierlijke, bloemen draagt, die meer regt op onze bewondering heeft.

Het geslacht Diclytra is verwant aan dat waartoe onze gewone Duivenkervel (Fumaria


  1. Zie de noot onder blz. 41.—De Orde der Zesmannige bevat al die Tweebroederige, in welker bloemen zes meeldraden gevonden worden.
  2. "Eene uitstekend fraaije plant, met zeer schoone, groote bloemen"
16