Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/115

Deze pagina is gevalideerd

63

teekenis vergist, welke Borkhausen aan dien naam hechtte, en dat hij veeleer er mede doelde op de twee kleine kelkschubjes, of op de twee buitenste bloembladeren, en men bijgevolg Diëlytra schrijven moet.

Ik voor mij laat ieder gaarne in zijne keuze in dit opzigt vrij, maar houd mij hier aan de meest algemeene schrijfwijze, die tevens het voordeel heeft van, ze moge dan al of niet op eene vergissing berusten, de oorspronkelijke te zijn.—

Ieder, die niet een weinigje kennis heeft van de eigenaardige karakters der bloemdeelen van deze plantenfamilie, zal, die bloemen ziende, en ze vergelijkende met de meeste andere, misschien moeite hebben om er de gewone organen in terug te vinden. En toch is dat inderdaad zoo moeijelijk niet, als men maar weet hoe men zoeken moet.

Zijn deze bloemen reeds zeer fraai op het eerste gezigt, hare zamenstelling is inderdaad bewonderenswaardig.

Men treft hier wel iets aan wat den kelk vertegenwoordigt, maar 't zijn slechts twee zeer kleine schubjes, die onder de buitenste groote, ronde bloembladeren weggedoken zijn. De bloemkrans bestaat uit vier blaadjes. Men herkent er maar twee, 't is waar, maar dat komt wijl ze tweeërlei vorm hebben. De beide buitenste namelijk zijn groot, fraai karmozijnrood van kleur, ze loopen elk nabij het steeltje in een zakje of spoor uit en hebben aan den top een teruggeslagen slip.

Wanneer men nu deze beide ronde bloembladeren van elkaar verwijdert en ze voorzigtig van 't steeltje afplukt, dan volgen, in afwisselende orde met deze, twee veel kleinere, witte bloemblaadjes, welke met hun top tegen elkander aanliggen. Maakt men ze nu daar los, wat zeer gemakkelijk gaat, en verwijdert men ook deze, dan houdt men de meeldraden en den stamper over. Ook de meeldraadjes zijn, hoewel de onderste draadvormige gedeelten ervan, de helmdraadjes, zich aan hunne basis sterk van elkaar verwijderden, met hun topgedeelte, de helmknopjes, zeer los vereenigd, en zaten, tevens met het topgedeelte van den stamper, de stempel, tusschen de topgedeelten der beide binnenste bloemblaadjes verborgen.

Daar de beide binnenste witte bloemblaadjes langer zijn dan de buitenste roode, steken ze, tegen elkander aanliggend, als een wit tongetje daaruit naar buiten; dit tongetje is aan het boveneinde gezwollen; 't is de plaats waar de helmknopjes en de stempel verscholen zitten.

Wanneer men weet met welke bloemdeelen men hier te doen heeft, en hoe ze zich tot elkaar verhouden, dan zal men, ééns zulk een bloem uiteen geplukt hebbende, het zonder twijfel vaak herhalen, en ook datgene aan anderen willen toonen, wat men zelf niet genoeg bewonderen kan.

Niet alleen eene uitnemend fraaije plant is de Diclytra spectabilis, maar ze toont zich tevens uiterst gewillig om zich in alle opzigten naar onze wenschen of onze middelen te schikken. Volkomen bestand tegen onze strengste winters, komt ze reeds vroeg in 't voorjaar krachtig uit den grond te voorschijn, om in Junij en Julij haar meesten luister ten toon te spreiden. Maar ook in eene pot gekweekt ontwikkelt zij zich goed, al is 't dan ook niet zoo krachtig; terwijl deze plant zich uitnemend goed laat forceeren, zoodat men zich, zelfs reeds in den winter, in 't genot harer fraaije, zij 't dan ook wat bleekere, bloemen kan verheugen.