Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/170

Deze pagina is proefgelezen

100

twee volkomen gelijke helften verdeeld kan worden. Ze zijn wit en van binnen geel en rood gevlekt.

De bevruchting der bloemen heeft ook hier te lande geregeld plaats; immers spoedig na den bloei ziet men dat zeer vele bloemen door lange, smalle en rondachtige vruchten, ter dikte van een pijpesteel, opgevolgd worden. Is nu de nazomer warm, dan worden de zaden zeer goed rijp, is die echter koud en vochtig, dan ziet men de lange vruchten nog door den najaarswind aan de takken heen en weder gezweept, als reeds alle bladeren afgevallen zijn, en opent men ze dan, dan blijkt dat de zaden wel goed ontwikkeld, maar somtijds nog op verre na niet rijp zijn.

De vermenigvuldiging van zulke boomen ligt gewoonlijk minder op den weg der liefhebbers, daar, zelfs in een vrij grooten tuin, een enkele voldoende is. Ze geschiedt het gemakkelijkst door zaden, die men óf buiten, óf, wat zeker verkieslijker is, onder glas, doch altijd koud, zaait. Ook door stekken, die op verschillende wijzen kunnen behandeld worden, laat hij zich zeer goed vermenigvuldigen, mits men slechts zorg drage de jonge planten tijdig in de open lucht te brengen, ze uit te planten zoodra men ze daartoe sterk genoeg acht en ze voorzigtigheidshalve, gedurende de eerste twee, drie jaren, tegen al te strenge winterkoude te beschutten.

Slechts een paar andere soorten van dit geslacht komen nevens de hier genoemden in de tuinen voor, waarvan ik hier alleen de sedert eenige jaren door Von Siebold uit Japan ingevoerde Catalpa Kaempferii vermelden zal.

Deze is reeds op het eerste gezigt kennelijk van de gewone te onderscheiden, door zijne grootere en daarom nog sierlijker bladeren. Meer verschil echter leveren de bloemen op, die deze boom reeds, zeer jong zijnde, in overvloed voortbrengt. De bloempluimen zijn veel grooter en staan veel wijder uiteen; de afzonderlijke bloemen, die veel talrijker zijn, zijn echter aanzienlijk kleiner en loopen, ondanks die talrijkheid, minder in 't oog, terwijl ook de kleur niet zoo levendig is. Ziet men echter eene bloem afzonderlijk, dan blijkt dat deze, zoowel om haren vorm als om de sierlijke teekening alle aanspraak op bewondering heeft.

Ook deze verdient dus, zeer aanbevolen te worden, terwijl de boom zich even als de gewone, volkomen voor ons klimaat geschikt toonde, immers op twee zeer verschillende standplaatsen weêrstond hij hier reeds gedurende verscheidene jaren de winterkoû, zonder het minste te lijden. Hij brengt mede overvloedig vruchten voort, terwijl het rijp worden der zaden even afhankelijk is van het weder in den nazomer.

Ten slotte is misschien de opmerking hier niet ongepast dat, wanneer een oude Katalpa door stormwind geleden heeft, of de kroon door eenige andere oorzaak misvormd is, men hem gerustelijk, tot zelfs digt aan den stam, inhakken kan, daar hij dan spoedig aan een aantal nieuw en forsche takken het aanzijn geeft.