Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/199

Deze pagina is gevalideerd

119

in een toestand van rust, door, en spruiten, zoodra de voorjaarswarmte het plantenrijk tot ontwikkeling roept, weder uit, om dan met snelheid aan een opwaartsgaanden stengel het aanzijn te geven, waaraan dan weldra de bloemen verschijnen, die door de zaden opgevolgd worden, na welker rijping de plant onmiddelijk sterft.

Sommige—b.v. de bekende Judaspenning (Lunaria biennis), waarover weldra nader—zijn reeds gestorven voordat het nog goed zomer is.

Eindelijk onderscheidt men nog de éénjarige gewassen, die zeer talrijk zijn en welker leven gewoonlijk binnen weinige maanden geheel afloopt. Deze worden in het voorjaar gezaaid, komen spoedig tot hare volle ontwikkeling, bloeijen in den zomer en sterven tegen 't najaar, mede na de rijpwording der zaden.

Onder deze zijn er weder die, 't zij de uitstrooijing der zaden aan de Natuur overgelaten blijft, 't zij men ze zelf tegen het najaar zaait, nog vóór den winter opkomen, gedurende de koudste maanden stilstaan, en dan reeds vroeg in het voorjaar doorgroeijen. In dàt geval bloeijen ze natuurlijk veel vroeger, maar sterven ook veel vroeger; ze hebben dan reeds uitgeleefd wanneer andere, die in 't voorjaar gezaaid werden, nog te naauwernood hare knoppen vertoonen.

Tot deze rubriek behoort het lieve plantje, waarmede we ons nu even bezig willen houden.

Het geslacht Specularia maakt als het ware een onderdeel uit van het uitgebreide geslacht der Klokjesbloemen (Campanula), waartoe de zeven of acht soorten, waaruit het zamengesteld is, vroeger gerekend werden te behooren, gelijk ze zelfs nog tegenwoordig door dezen en genen als Campanula's begroet worden. Ook werden ze wel Prismatocarpus genoemd, welke naam echter door den kruidkundige, die zich speciaal met het onderzoek van de familie der Campanulaceën bezig hield, namelijk Alph. de Candolle van Genève, voor deze soorten niet aangenomen werd, terwijl hij ze bragt tot het vroeger door den Franschen kruidkundige Charles Louis l'Héritier de Brutelle, die in 1800, in vierenvijftigjarigen leeftijd, te Parijs op de publieke straat vermoord werd, gevestigde geslacht Specularia, afgeleid van het Latijnsche woord speculum (spiegel), om de helderblaauwe en in 't midden witte kleur der bloemen. Reeds Linnæus, de hier afgebeelde soort nog tot de Campanula's rekenende, bezigde deze vergelijking voor deze eerst bekend gewordene soort, gelijk zij ook als Campanula Speculum door Sims in het Botanical Magazine, tab. 102, beschreven en afgebeeld is.

Zij behoort oorspronkelijk in het zoogenaamde gematigde gedeelte van Europa thuis, inzonderheid in de landen aan de Middellandsche zee gelegen, terwijl haar voorkomen als sierplant in de tuinen reeds van 1596 dagteekenen zou. Sedert dien tijd is zij eene lievelinge gebleven, en bekleedt zij nog altijd eene eerste plaats in de rij der éénjarige, om hare bloemen gezochte gewassen.

De plant toont eene sterke neiging om zich te vertakken, terwijl de takjes, aanvankelijk naar den grond gebogen, zich weldra oprigten en het geheel dan ongeveer drie à vier decimeter hoogte bereikt. De onderste stengelblaadjes zijn min of meer elliptisch of eivormig, die welke hooger staan zijn echter veel smaller en worden zelfs lijnvormig. De bloemen ontwikkelen zich aan de uiteinden van den stengel en de takjes. Ze staan boven het lange vruchtbeginsel,