148
Het bloemdek bestaat uit zes blaadje, drie buitenste en drie binnenste, die aan de buitenzijde, nabij den voet een klierachtig gezwel vertoonen, hetwelk, aan de binnenzijde gezien, eene holte blijkt te zijn, waarin zich eene heldere, kleverige vloeistof afgezonderd heeft, en welke holten dus in dit geval de honigbakjes vertegenwoordigen. Het is inzonderheid de kleur dier bloembladeren die vooral bij de in 't wild groeijende soort hoogst opmerkelijk en fraai is tevens. Het donkerbruin is hier namelijk met het wit—of beter zeer lichtbruin—in dier voege afgewisseld, dat het geheel het voorkomen van een klein dambord verkreeg.
In het midden der bloem staan een zestal meeldraadjes digt tegen den stamper aan, die aan zijn top in een drie-, somtijds vierspletigen stempel uitloopt.
Zooals uit de nevensstaande plaat blijkt komen er meerdere verscheidenheden van deze fraaije plant voor, meest alle uit zaden van het gewone Kievitsei gewonnen, en die zich zoowel door de aanzienlijke afwijkingen in kleur, als veelal ook door een forschen groei kenmerken. Sommige onderscheiden zich ook daardoor dat de bladeren in 't midden wit en slechts met een groenen rand geboord zijn.
Deze planten beminnen een goeden ietwat vochtigen grond en worden vermenigvuldigd door verdeeling der bollen, nadat haar rusttijd ingetreden is, namelijk in Julij of Augustus. Ook door zaden kan men ze aankweeken, die men 't best in potten zaait, in het eerste jaar 's winters onder glas bewaart en daarna de bolletjes in Augustus in den vrijen grond, ter diepte van 5 à 10 centimeters uitplant. Langs dezen weg heeft men veelal kans op het winnen van verscheidenheden, die alle, zelfs die in welker bloemen het groen de hoofdkleur is, fraai zijn.
Ofschoon ze ook op de vlakte goed voortkomen is eene min of meer beschaduwde standplaats toch verkieslijk. Aan een waterkant tusschen het gras, dat niet al te vroeg gemaaid wordt, maken ze in 't voorjaar een zeer lief effect.