156
aanzienlijk verschil in de kleur der bloemen herkennen. Beide afbeeldingen vertegenwoordigen onmiskenbaar dezelfde plant, maar geen van beiden is volkomen waar, ten opzigte van de kleur; ik meen echter redenen te hebben om te zeggen, dat de onze daar veel beter bijkomt dan de Engelsche.
Deze variëteit werd in 1862 uit Japan ingevoerd in het etablissement van von Siebold & Co. te Leiden, en een jaar later verkocht (voor ƒ100.) aan den Heer Veitch te Londen, die haar spoedig daarop in den handel bragt. Onjuist is dus wat Hooker zegt, dat ze het eerste in Engeland zou ingevoerd zijn.
Deze in waarheid prachtige variëteit is in alle opzigten krachtiger van groei en wint het in schoonheid verre van de oorspronkelijke soort.
Het komt mij echter gewaagd voor om deze plant als zonder twijfel tegen ons klimaat bestand te beschouwen. De oorspronkelijke soort althans bleek mij nog al eens gevoelig te zijn. Intusschen kan men haar gerust als eene voor den open grond geschikte beschouwen, wanneer eene een weinig beschaduwde standplaats en een losse, maar niet drooge grond verkieslijk is. Men zal haar altijd tegen den winter wat moeten bedekken, daarbij zorg dragende dat de bedekking er tijdig in 't voorjaar weder afgenomen wordt. Immers ze heeft ook dit karakter met de andere leden van dat geslacht gemeen, dat ze zich reeds vroegtijdig in 't voorjaar begint te ontwikkelen, zoodat de bloemen al in 't laatst van April of 't begin van Mei verschijnen.
Wanneer men er zaden van gewonnen heeft zaait men die in April in bosch- of veengrond in potten en kweekt de jonge plantjes minstens een jaar in potten, aanvankelijk onder glas, later buiten op, om ze den eersten winter in eene koude bak te bewaren.—Overigens kan men deze planten gemakkelijk vermenigvuldigen door scheuring, 't zij tegen het laatst van den zomer of vroeg in 't voorjaar.