Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/270

Deze pagina is proefgelezen

166

voor over kunnen hebben veronachtzaamd worden, en nog meer andere, waarvan de beide soorten, waaruit het geslacht Lunaria bestaat, gewis niet in de laatste plaats in aanmerking komen.

Niet alleen echter eene uitgebreide, ook eene zeer karakteristieke plantengroep is die der Kruisbloemige, zoo zelfs dat de meeste dezer planten, tijdens den bloei althans, ook door weinig geoefenden als daartoe behoorende herkenbaar zijn, inzonderheid aan de uit vier kruiswijs tegenover elkander staande blaadjes, die de bloemkroon vormen.

Er zijn echter nog een paar karakters voor iedereen waarneembaar, waardoor zich de bloemen van álle Cruciféren onderscheiden en wel in de kelk en de meeldraden.

Ook de kelk bestaat uit vier blaadjes, die nu eens gekleurd, dan groen, maar niet alle vier van gelijken vorm zijn. 't Schijnt namelijk, wanneer men eene groote bloem van eene tot deze familie behoorende plant ziet, als waren ze om het andere op ongelijke hoogten ingeplant. Dit is echter niet het geval, maar alleen het gevolg hunner ongelijkvormigheid. Twee ervan namelijk, die tegenover elkander zitten, kenmerken zich door eene zakvormige verlenging aan de basis, zoodat het onderste gedeelte daarvan lager geplaatst is dan dat van de beide andere, mede tegenover elkander geplaatste, die deze verlenging missen. Ze zijn echter op gelijke hoogte en wel op den bodem der bloem bevestigd.

In die zakvormige verlenging van twee der kelkblaadjes bevindt zich weder dezelfde afscheiding van eene klevige, zoete vloeistof, zoodat ze voegelijk onder de honigbakjes of nectarieën, als hoedanig men, zooals ik reeds vroeger deed opmerken, verschillende, vaak vervormde, bloemdeelen, waarin eene soortgelijke honigafscheiding plaats heeft, onderscheidt.

Een ander vast karakter vindt men in de meeldraden. Deze zijn steeds ten getale van zes in de bloemen der Cruciféren aanwezig, waarvan er echter twee veel korter zijn dan de vier overige, die van gelijke lengte zijn.

Daar dit karakter zeer standvastig is, moest het Linnæus wel aanleiding geven om alle Cruciféren ook tot dezelfde klasse van zijn stelsel te plaatsen, gelijk dan ook deze (de 15e) op dit verschil in lengte der meeldraden gebaseerd is, evenals dit het geval is met de voorgaande (de 14e), waar van de vier aanwezige meeldraden twee langer en twee korter zijn. Deze noemde hij daarom Tweemagtige, de Cruciféren Viermagtige planten. Hier, zooals in meer andere gevallen, stemmen beide stelsels overeen en is er alleen verschil van benaming.

Het geslacht Lunaria, door Linnæus alzoo genoemd, omdat het ronde middenschot der rijpe vrucht als zilver glanst, bestaat, gelijk ik reeds straks opmerkte, slechts uit een tweetal soorten, beide in bergstreken van Midden-Europa tehuis behoorende, beide reeds van oudsher om de fraaije bloemen in de tuinen opgenomen.

Wanneer de plant, waarmede we ons thans speciaal bezighouden, in Mei in vollen bloei staat, mag ze teregt prachtig genoemd worden. Na in de lente van het vorige jaar gezaaid te zijn, maakte haar groei in den daarop volgenden zomer geen groote vorderingen. De plant kwam op en er ontwikkelden zich eenige wortelbladeren, maar daar bleef het bij; geen zweem van een opgaanden stengel werd er zigtbaar. De wortel is dan echter beter ontwikkeld; vrij lang