239
Siebold in Japan ontdekte en door Zuccarini in hunne Flora Japonica beschrevene en op tab. 53 afgebeelde Hydr. japonica.
Deze plant maakte aanvankelijk veel sensatie, en werd alleen bij inschrijving aan de leden dier maatschappij afgeleverd. Toen echter weldra bleek dat men er te hoog van opgegeven had, vond men zich eenigermate teleurgesteld en liep het bij slot van rekening op miskenning uit. Het is met dat al eene zeer fraaije soort, een heester die zoowel om zijn vluggen groei, zijne frissche zuivere bladeren, als om de waarlijk zeer sierlijke bloemen in geen tuin ontbreken moest.
De prachtigste van alle is vermoedelijk wel de Hydr. Otaxa, mede in de Flora Japonica (tab. 52) afgebeeld. De bloeiwijze is daar echter te klein en de bloemen zijn er blaauw voorgesteld, welke laatste eigenschap wel is waar aan sommige Hydrangea's eigen is, doch geheel en al afhankelijk blijkt te zijn van de bestanddeelen van den grond waarin ze groeijen. Ik zag daarvan dezer dagen jonge, in kleine potten gekweekte planten bloeijen, welker bloeitop genoegzaam 30 centimeters doorsnede had! De vorm ervan is geheel die van de gewone Hortensia; ook sprak reeds von Siebold het vermoeden uit dat het eene variëteit van deze zou zijn, wat mij zeer waarschijnlijk voorkomt. Men moet die plant in bloei gezien hebben, om zich van zulk een kolossalen bol van zacht rose bloemen een goed begrip te kunnen vormen.[1] Voorts verdienen Hydr. stellata, H. involucrata, H. paniculata, H. Asisaï enz. niet minder aanbeveling; eigenlijk is dit met álle het geval. De ruimte laat mij echter niet toe ze hier breedvoerig te bespreken.
Ik kom thans op de Hydr. japonica terug, waarvan de hier afgebeelde, althans naar 't gevoelen van von Siebold, eene variëteit is, hoewel misschien uit een gezet onderzoek blijken zou dat ze als zelfstandige soort verdient beschouwd te worden.
De bloeitoppen van de H. japonica bestaan uit tweeërlei bloemen. Die welke in het midden geplaatst zijn en de massa uitmaken zijn helderrood; die aan den rand zijn veel grooter en gelijken op die der Hortensia; deze zijn zacht rose van kleur.
De eerste zijn volkomen gevormd, terwijl de grootere randbloemen eene afwijking van den grondvorm daarstellen. We gaan dus eerst zien hoe die kleinere zamengesteld zijn, om daarna de grootere te beschouwen.
Zien we deze bloem aan de achterzijde, dan blijkt ons terstond dat het vruchtbeginsel zich onder de overige bloemdeelen bevindt en de kelk dus daarmede vergroeid is en er boven op staat.
- ↑ Het bovenstaande was reeds ter drukkerij bezorgd, toen ik van een der Boskoopsche boomkweekers, den Heer K.J.W. Ottolander, een briefje ontving, waarin ook eenige bijzonderheden vermeld werden betreffende deze Hydrangea, die ik meen hier te moeten mededeelen. De lezer doe er zijn voordeel mede.
"In 1869", aldus schrijft hij, "bloeide in mijne kweekerij Hydrangea Otaxa. De eerste bloemen aan oude éénjarige stengels waren, als die van de gewone Hortensia, rood; dat is ook 't geval met de bloemen der in potten gekweekte planten.
"Op den vollen grond zag ik later, aan jonge stengels, bloemschermen van 0.86 meter omtrek in de rondte, bij 0.65 m. omtrek van onder naar boven gemeten; de bloemen zeer licht blaauw, bloemstengels meer porcelein blaauw. Thans, in Julij en Augustus 1870, heb ik eenige planten, die nog veel schooner bloemen ontwikkelen. Eene ervan heb ik gemeten en deze is in omtrek 1.08 meter, bij 0.78 m. in omtrek hoog en weder licht blaauw.....
De oude Hortensia bloeit in mijn tuin altijd rood.
H. paniculata grandiflora bloeit ook prachtig.