Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/402

Deze pagina is proefgelezen

254

—Hoe zegt ge daar? Dahlia; is dat eene Dahlia?

—'t Is niet alleen eene Dahlia, maar 't is eigenlijk de Dahlia; 't is de oorspronkelijke, de typische soort, waarvan al die fraaije gevuld bloemige, die men tegenwoordig kent, afkomstig zijn.

—Ha zoo.. oo.—

—Wat is 't; gelooft gij mij welligt niet?

—O, ja; maar dan staat ze in schoonheid toch verre bij die van lateren tijd, die dubbele, achter.

Nu gaan we even door, Lezer. Deze is op verre na zoo fraai niet, heet het, als de dubbelde. De dubbelde kijkt men niet meer aan; bijgevolg verdient deze niet dat men er de minste notitie van neemt.

En toch is ze fraai en vindt men ze fraai, uitstekend fraai zelfs, zoo lang men slechts niet weet dat ze eene Dahlia is.

—Eene uitmuntende plant voor den tuin; bijna zonder wedergade om er een perk meê te beplanten.

—Zou ik zóó'n Dahlia in mijn tuin zetten?! Men zou vragen of ik....

Enfin, de rest moge zijn zoo het wil.

Als plant mooi, prachtig zelfs, als Dahlia leelijk.—

—Maar dat is onzin; wat de natuur waarlijk schoons oplevert, dat is schoon en blijft schoon, onverschillig of 't ook in sommige opzigten door iets anders daarin overtroffen wordt.

Daar is, zou ik meenen, niets op af te dingen.

Ik deed de bloemen dezer plant afbeelden, ik kon 't niet laten; onze teekenaar gaf ze zeer getrouw terug en de lezer oordeele of die plant sierlijk is of niet. Dáárop alleen komt het toch aan.—

Ik ga nu kortelijk eenige bijzonderheden mededeelen, die op het geslacht en de daartoe behoorende soorten betrekking hebben.

De Dahlia, die oorspronkelijk in Mexico thuis behoort, moet dáár reeds sedert zeer langen tijd bekend geweest zijn, aangezien er reeds vóór meer dan twee eeuwen door de bewoners van Spaansche afkomst onderscheidene vormen van gekweekt werden. Het mag ons daarom eenigzins verwonderen, dat ze zoolang vreemd bleef in Europa, daar ze niet voor 't jaar 1780 in ons werelddeel bekend schijnt geweest te zijn, toen ze in den botanischen tuin te Madrid, die zich door zijn rijkdom aan planten uit Mexico en Columbia kenmerkte, gekweekt werd.

Wetenschappelijk werd deze plant 't eerste in 1791 beschreven door den monnik Cavanilles, later (in 't begin dezer eeuw) Directeur van genoemden tuin, en wel onder den naam van Dahlia pinnata, naar den Zweedschen kruidkundige Andreas Dahl, die in 1789 te Abô overleed.

Later, in 1800, veranderde de Berlijnsche hoogleeraar Willdenow dien geslachtsnaam in Georgina, naar den Russischen botanischen reiziger Joh. Gottheb Georgi, niet, gelijk men lang in Engeland geloofde, naar Koning Georg III, en vereenigde kort daarna deze oorspronkelijke soort van Cavanilles met eene tweede, als D. rosea door hem beschreven, onder den naam Georgina variabilis, hiermede op de veranderlijkheid der bloemen doelende. Met deze