Pagina:WitteHeinrichFlora1868.djvu/464

Deze pagina is gevalideerd

296

Nu zijn er andere soorten van dit geslacht, waarbij de bloemen zich op de gewone wijze, dus van boven, openen, die bovendien slechts vier meeldraden bevatten, en waarbij het vruchtbeginsel grootendeels in de zich sterk ontwikkelende schijf als weggedoken is; deze bragt men tot een ander geslacht dat men Cissus noemde; en nog andere, waarbij dit laatste niet het geval is en die vijf meeldraadjes bezitten, welk men eveneens tot een veel kleiner geslacht vereenigde, Ampelopsis genaamd, en 't welk als een overgang van Cissus tot Vitis te beschouwen is.

Deze karakters schijnen echter niet van genoegzame waarde, om ze als basis voor afzonderlijke genera te beschouwen, reden waarom latere schrijvers er ook weder toe kwamen om ze alle als soorten van één geslacht, Vitis, zamen te vatten.

Ik mogt deze bijzonderheid hier niet onvermeld laten, omdat enkele soorten, zelfs bij vele kweekers, onder één dezer drie namen voorkomen.

Ook de hier afgebeelde wordt door den eenen Cissus, door den anderen Vitis genoemd, hoewel ze toch, zelfs al is men de hierboven vermelde splitsing toegedaan, niet anders dan tot Vitis behooren kan.

Het is eigenlijk niet anders dan eene vaste plant, met kruidachtige stengels, die eene sierlijk roode kleur hebben en in 't najaar nabij den grond afsterven. De bladeren zij bij afwisseling oningesneden, of, wat meestal het geval is, door twee diepe insnijdingen in drie lobben verdeeld, en worden door sierlijk roode steeltjes gedragen. Ze zijn bovendien rood generfd, terwijl de bladvlakte groen met zacht rose en wit geschakeerd is.

Deze sierlijke plant is in 1829 in de kweekerij der toenmalige "Kon. Ned. Maatschappij tot aanmoediging van den tuinbouw" te Leiden ingevoerd, en komt op de in 1844 verschenen naamlijst der aldaar gekweekte planten voor onder den foutieven naam Cissus heterophyllus Thunb. fol. pictis. Daar echter C. heterophyllus zonder eenigen twijfel eene andere plant is, komt dus die naam aan deze plant niet toe, ofschoon ze toch tot op dit oogenblik nog vrij algemeen daaronder bekend is. Later is men haar, en teregt, ook Vitis gaan noemen, met dezelfde verkeerde soortsbenaming, tot eindelijk Prof. K. Koch haar als Vitis elegans bestemde.

Deze laatste benaming moet dus als de regte beschouwd worden.

Wanneer deze plant aan een muur, tegenover het Zuiden, gekweekt wordt, ontwikkelt zij zich het beste, en brengt ze tegen het najaar ook een aantal helder blaauwe bessen voort. Op eene minder warme standplaats ontwikkelt zij zich mede zeer goed, maar de bloemen vallen dan af, zonder dat er later van de bessen iets teregt komt.

Hoe ook gekweekt, zal zij onvermijdelijk ieders opmerkzaamheid trekken door de fraaije schakeering der bladeren, waardoor de takjes voor bouquetten of kleine bloemmandjes zeer geschikt zijn.

Eene ligte bedekking gedurende den winter is voor deze plant, nadat de stengels afgestorven zijn, niet overbodig te achten.