Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/138

Deze pagina is gevalideerd
120
ANNA.

Is 't wel wonder, dat ik, toen ik dat verhaal had aangehoord, onwillekeurig tot mijzelven zei: Doof, ja, en vrij erg zelf, maar toch niet te doof om zulk een taal te verstaan; niet maar alleen vatbaar voor wat schril is en hard!

Ik had een middel temeer gevonden, om mij met dat overigens zoo lastige, in sommiger schatting „belachelijke" gebrek te verzoenen.