heid der Duitsche taal, een naam, die, de beteekenis nu eens daargelaten, werkelijk voor het gehoor, iets liefelijks heeft.—
Men kan, naar 't mij toeschijnt, in dit bloempje nog een ander beeld zien: dat van den kringloop des tijds, in de afwisseling van dag en nacht.
De beide groote, bovenste, donkere bloembladeren kunnen worden vergeleken met den nacht. Deze wordt door de morgenschemering overwonnen: het rechtsche bloemblad doet aan den aanbrekenden dag denken. De morgenschemering gaat trapsgewijs in het volle daglicht over, en het onderste bloemblad, welks heldere kleuren in het heldere zonlicht schitteren, geeft daarvan een voorstelling. Kort nadat de zon in 't Westen wegzinkt, en de avondschemering—het linksche bloemblaadje—verzwakt, wikkelt de nacht op nieuw alles in zijn valen sluier, en verkrijgt de natuur een sombere, donkere tint, evenals het vierde en vijfde bovenste bloemblad. De zon zendt op 't midden van den dag haar volle stralen in alle richtingen uit, doch aan den morgen en den avond geeft ze slechts schemerlicht.—
De bladeren van het driekleurige Viooltje leveren een