Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/31

Deze pagina is gevalideerd
13
OP DE HEI.

snak ernaar; mijn goede vrienden en niet minder mijn lieve vriendinnen doen al wat ze kunnen om dit binnen mijn bereik te brengen.... te vergeefs. Ik zit er smachtend bij en moet zwijgen. Voort... spoedig voort, eer men mij achterhaalt... Het gemeenschappelijk gesprek is iets, dat ik alleen bij herinnering ken; 't is niet meer voor mij!—

Ik wijk een weinig verder van den weg af, door een smal pad tusschen de hooge rogge in te slaan, en weldra ben ik op de hei.

Hoewel alles behalve voor de maatschappij afgestorven, ben ik hier toch eigenlijk recht op mijn plaats. Hier ben ik alleen, hier spreek ik tot mijzelven, en hier versta ik mijzelven zoo goed; hier spreek ik tot de mij omgevende Natuur, en zij, de altijd liefelijke, ze geeft mij antwoord, ze vertelt mij van velerlei, en ik versta haar zonder inspanning.

De zon is inmiddels geheel ondergegaan, maar donker wil 't niet worden, en slechts een enkele ster schittert helder genoeg, om aan den meerendeels lichtblauwen hemel zichtbaar te zijn.

Op zulke oogenblikken wisselen de gedachten zich vaak in even bonte reeks af, als de figuren in een