Pagina:WitteHeinrich DriekleurigeViooltje1875.djvu/59

Deze pagina is gevalideerd
41
HET VERTREK.


schikt; deed hij het daarentegen zóó, dan was het te vreezen dat zijn woorden volstrekt geen indruk zouden maken, en om dezen laatsten was het hem toch alleen te doen. 't Kwam alleen maar, omdat hij nu wat van zijn streek was, dacht hij; hij had toch zoo dikwijls zijn soldaten kras toegesproken, en dan steeds een kolossalen indruk gemaakt. Straks in het rijtuig, dan is hij met hem alleen.... Eigenlijk had hij 't gisteren moeten doen, dan was 't nu voorbij. Maar hij zal 't straks, als hij weer wat op zijn dreef is, wel in orde brengen.

In huis komende, vond hij Ernst met zijn moeder in een rustig gesprek over de verdeeling zijner reis. Ernst had een paar van die Viooltjes met witte oogjes in het knoopsgat van zijn jas gestoken. Hij had ze even tevoren afgeplukt, want, kon hij ook al geen oogen in die witte vlekjes zien, die bloempjes hadden toch sedert gisteren een zekere aantrekkelijkheid voor hem gekregen. Ze deden hem denken aan zijn moeder, aan wat zij voor hem gevoelde, wat zij steeds voor hem was, wat zij tot hem sprak, en daarom wilde hij ze op 't begin zijner reis medenemen.