namen zijn, die men altijd weêr kwijt raakt, als men de plant in eenigen tijd niet ziet, terwijl men andere namen, welker uitspraak alleen reeds inspanning vordert, als 't ware niet kan vergeten.
Een mijner knechts bracht mij die plant.
— Ja, 't Is een oude kennis, maar de naam.….
En om te toonen dát het een oude kennis was, zei ik dat ik hem er een aardigheid van zou laten zien. Ik nam een bord met water, plukte een blad af, en wierp de vinblaadjes daarvan op het water, waarop die wals bijna onmiddellijk begon.
— Zet haar nu maar bij mijn kamer neer; als ik ze straks weêr zie, zal mij de naam ook wel te binnen komen.
Maar ik zag haar niet meer, want hij had begrepen dat hij haar in de kas moest zetten, en ik vergat haar geheel, tot ze mij daareven in 't oog viel.
Toen schoot mij de naam ook weer te binnen: Schinus Molle.
Zien we nu eens wat dit eigenlijk voor een plant is.
Ze behoort tot de familie der Terebinthaceæ, waartoe o.a. ook de Pistache-boomen (Pistacia) behooren, en heeft zelfs in haar uiterlijk voorkomen daarmede veel overeenkomst.
In potten gekweekt, is ze een sierlijke heester (immers als men dat woord ook wil toepassen op hetgeen niet bont is of door reclame werd opgevijzeld).
Ze heeft gevinde, heldergroene bladeren, uit een van 8—20 afwisselend getal vinblaadjes bestaande, met een langer en breeder topblaadje; een blad dus dat men „onparig gevind"' noemt, wijl het in een onparig of oneven blaadje eindigt. De vinblaadjes zijn hoogstens 3 cM. lang en ¾ cM. breed, terwijl de rand