anderen, en komt nu eigenlijk pas traag uit den grond te voorschijn. 't Is een echte langslaapster, maar die straks die hardloopsters uitlacht, wanneer deze, reeds vroeg uitgeput, haar bladeren één voor een moeten laten schieten, zoodat ze reeds verwelken en geel worden als de forsche, donkergroene bladeren der Rh. australe pas goed tot hun kracht komen.
Om deze reden verdient deze laatste dan ook, nevens de Rh. palmatum tanguticum en de Rh. officinale (deze om de sierlijke bloeiwijze, gene om de fraaie bladeren) voor de tuinen de voorkeur, en als nu een plantengeslacht ons voor dit doel drie zulke fraaie soorten levert, dan is dit werkelijk al mooi genoeg.
Als we van een snelle voorjaars-ontwikkeling spreken, dan mogen we waarlijk ook den fraaisten onzer parkboomen, de Paardekastanje (Æsculus Hippocastanum), wel in aanmerking doen komen.
Als ik een dichter was, had ik zeker al lang, nú met liefelijke dan met „gespierde" verzen, den lof van dezen boom bezongen. Kloek en breed van houding, gesloten van groeiwijze, met bladeren zoo fraai als geen andere boom ze levert, volkomen tegen al de wisselvalligheden van ons klimaat bestand, een zuivere schaduwboom bij uitnemendheid, behoefde hij zeker geen andere aanspraken op onze waardeering te doen gelden. Maar daar komt hij in Mei ook met zijn bloemen voor den dag, met zijn sierlijke donzige witte pluimen, allen naar boven gericht, bevallig schommelend op de door den wind licht bewogen takken.
Een echte feestboom, een ware Meiboom!
En ga nu eens na wat die in een kleine maand op den top van elke twijg uitrichtte.