Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/159

Deze pagina is gevalideerd
143
SNELLE GROEI.

Daar verschenen twee paar bladeren, elk uit zeven zoogenaamde blaadjes (foliola) bestaande, maar die, ondanks dit verkleinwoord, toch 25 cM. lang, en, nabij den top, 12 cM. breed zijn.

Acht en twintig zulke blaadjes tegen elkaar gelegd vormen een heele oppervlakte.

Welnu, die bestaan uit twee opperhuids vliezen, een aan de boven- en een aan de ondervlakte, welke vliezen uit millioenen tegen elkaar liggende cellen zijn gevormd en daartusschen een uit verscheidene lagen bestaande cellenmassa (het bladparenchym), bovendien uit vele reeksen van vaatbundels (vezels en vaten) waaruit de nerven en aders bestaan.

Wat een schepping op den top van één twijg, in ééne maand!

Maar bijna tegelijk met het verschijnen dier vier bladeren kwam ook reeds de bloempluim voor den dag en werd dagelijks zichtbaar langer en breeder, tot de knoppen zich openden en elke bloem uit een aantal bloemblaadjes, met wat er verder hij behoort, bleek samengesteld te zijn.

Dit alles op ééne twijg!

Ga nu eens na wat een wonder daar door dien geheelen boom gewrocht werd. Men duizelt bij de gedachte aan de werkkracht, die zich in deze maand in dien stam en die takken deed gelden.

 

Ik nam slechts een paar voorbeelden, die zich op dezen fraaien Zondagmorgen in Mei als aan mij opdrongen.

Voor zulke gedachten is, dunkt mij,een Zondagochtend bij uitnemendheid geschikt.

De dag wordt er zeker niet door ontwijd!