noemde. Maar dat sommigen door onverstand in dwaze uitersten vervallen, kan het goede beginsel toch onmogelijk benadeelen.
— Nu praat je weer als iemand, wiens verstand in een peperbus zit, waar de gaatjes van verstopt zijn. Begrijp je dan niet dat die bespottelijke overdrijving de overigens goede zaak in discrediet brengt, en hen die het goed meenen belachelijk maakt? —
Mijnheer Nurks begint te redeneeren, een goed teeken, daar zijn booze bui dan wel spoedig zal overgewaaid zijn.
Toch is 't zóóver nog niet.
— Ik wil van die dierenbescherming niemendal meer hooren. Hij, wiens gevoel niet verstompt is, zal uit eigen beweging wel alles vermijden wat naar mishandeling zweemt.
— Heel aardig gezegd, maar als Juno spreken kon, zou hij reden hebben je te vragen hoe je dat eigenlijk meent en of je er allicht voor je zelven een achterdeurtje op na houdt. Juno, ga eens naar je baas.
Maar Juno schijnt daar geen trek in te hebben; hij kijkt wel eens van ter zijde naar zijn baas, maar vlijt zich dichter tegen de vrouw aan, als wil hij deze verzoeken hem tegen het nog „niet verstompte gevoel" van zijn meester in bescherming te nemen.
— Maar, zoo gaat mevrouw Nurks voort, daar haar heer en gemaal er wijselijk het zwijgen toe doet, je zult me toch wel toestemmen, dat een vereeniging van een aantal personen die het goede willen, al overdrijven sommigen dan ook wat, op anderen veel meer invloed kan uitoefenen dan al die personen afzonderlijk. Die leer verkondigde je immers gisteren zelf nog, toen mijnheer van Elzen beweerde dat jelui afdeeling van de Tuinbouw-Maatschappij veel beter zou wer-