VOORJAAR.
a, voorjaar!—Lente is het nog niet, ook niet de lente van den almanak, maar 't is voorjaar!
We zijn er weer! We voelen het, we zien het; we gaan weer vooruit... naar de Lente, naar den Zomer toe.
Zoo lang we in December zijn, gaan we tegen den steilen brug op; met Januari hebben we de hoogte bereikt, maar die brug is lang, meer dan een maand lang; nu gaan we er echter aan de andere zijde af, terwijl daar vóór ons de lachende lente, de weelderige zomer met den rijken herfst tot achtergrond ons vriendelijk wenken.
We gaan vooruit; aanvankelijk langzaam en voorzichtig, want te snelle vaart in 't begin zou onhoudbaar zijn op den duur, maar we gaan vooruit, wis en zeker, want.... 't is voorjaar!
Wie, die buiten woont, die leeft en werkt in de natuur, hoort zich deze woorden niet door haar toeroepen? Wien, die planten lief heeft, is het geen weelde, de eerstelingen hartelijk te verwelkomen.