Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/281

Deze pagina is proefgelezen
264
DE KLIMOP.

Daar is 'et dat het harder nypt;
In voegen, dat het jeugdigh hout
Wort dor, en voor syn jaren out;
Daer staet het dan, gelyck een stock,
Gelyek een leven-loosen block,
Bedrogen door een loosen vrient,
Dit noyt soo ver gelooft en dient.[1]

Dit thema werd steeds en wordt tot zelfs in dezen tijd op allerlei wijzen gevariëerd. Het is dan ook voor een dichter een mooi beeld, maar 't is een valsch beeld, hetwelk bovendien nog dit nadeel heeft, dat deze zoo geliefde plant er door beschuldigd wordt van iets waar ze onschuldig aan is.

Ware deze beschuldiging juist, de Klimop zou een woekerplant moeten wezen, en dit is ze in de verste verte niet.

Ze leeft, even als alle andere fatsoenlijke planten, van het voedsel, dat ze door middel harer bladeren uit de lucht, en door middel harer wortels uit den grond haalt.

Hier komen nu sommigen tegen op, die wel eens een groote Klimop tegen een muur zagen staan, welke (de Klimop namelijk) bij den grond afgestorven of afgezaagd was, en die toch nog voortleefde.

Dit bewijst echter in geene deele dat ze van de sappen van andere planten leeft; alleen dat ze in dien ouden muur anorganisch voedsel genoeg voor haar bestaan kon vinden.

— Maar dan moet ze dit er toch met wortels uithalen.

— Volkomen juist, maar niet met die hechtworteltjes. Onder daartoe gunstige omstandigheden kunnen uit de stengels „luchtwortels" voortkomen, die in de verbrokkelende voegen, de „rotte voegen," van den muur dringen, en als dit het geval is, kan ze des noods hare wortels in den grond wel missen.

  1. J. Cats, Emblemata; in 's dichters door J. van Vloten bezorgde werken, le deel der prachtuitgave van de Erven J.J. Tijl.