zoo sterk veranderende trekken toch nog altijd de schoone blijft herkennen, welker jeugdige bevalligheid hem in de lente in verrukking bracht, en welker echt vrouwelijke majesteit hem in den zomer zooveel eerbied en hulde afdwong.
Zeker, meer dan iemand anders, komen wij, plantenkweekers en plantenminnaars, onder den indruk van de wisseling der jaargetijden; al onze bemoeiingen zijn er op ingericht, onze zorgen worden er door verlicht of verzwaard, onze hoop en verwachting er door bepaald.
Het binnen- en buitenbrengen der koudekasplanten zijn zonder eenigen twijfel de voornaamste momenten welke het jaar ons oplevert; we regelen er onze werkzaamheden naar reeds geruimen tijd vooraf en ook daarna, en ze brengen zooveel eigenaardige bezigheden in tuin en kassen mede, dat ook onze andere bemoeiingen er door gewijzigd worden.
Hemelsbreed verschillend zijn echter de gewaarwordingen, onder welke wij die geregeld jaarlijks terugkeerende bezigheden verrichten, en, is het met een verlicht gemoed, met een blij uitzicht op de naaste toekomst, dat wij de planten, welke eenige maanden allicht dicht opeengepakt in een kas doorbrachten, aan den invloed der frissche lentelucht blootstellen, met uitzicht op een malsche regenbui, die het stof van de bladeren zal afspoelen en de zwakke loten spoedig krachtig zal maken, met leedwezen nemen wij ze in 't begin van October op, om ze binnen tegen de gure herfstvlagen te vrijwaren.
Zoovelen, die we kwijnend of verzwakt buiten brachten, zien er nu kloek en volkomen gezond uit. Hoe zullen ze het weer maken in den winter? Zullen we mogelijk dan weer verliezen, wat we in de laatste maanden gewonnen hebben? Van enkelen valt het niet moeilijk dit met zekerheid te voor-