laten; als we maar eenmaal weten waaraan wij ons, ook ten haren opzichte, te houden hebben.
Zijn het bij de planten in het algemeen dus de bladeren, die door hun zeer uiteenloopende vormen tot de verscheidenheid in het plantenrijk voornamelijk aanleiding geven, de groep der Cacteeën wijkt in dit opzicht zoozeer van de anderen af, dat ze als bijna geheel op zichzelf staand beschouwd kan worden.[1]
Hier toch is het de stengel, die allerlei vormsveranderingen ondergaat, die meer of minder aanzienlijk in dikte toeneemt, en, van de eenvoudigste tot de grilligste vormen overgaande, oorzaak is dat deze planten haar plantaardig voorkomen soms bijna geheel verliezen.
Dit is trouwens licht te begrijpen. De stengel toch is, als de centrale as, de drager der bladeren. Heeft er nu een zeer belangrijke verandering plaats in zijn ontwikkeling, dan moet dit noodzakelijk ook op de ontwikkeling der bladeren een belangrijken invloed hebben.
Algemeen kan men bij de planten het overigens licht verklaarbare verschijnsel waarnemen, dat de bovenmate sterke ontwikkeling van één orgaan steeds plaats heeft ten koste van die van anderen, ja dat dezer ontwikkeling daarvan dikwijls geheel en al afhankelijk is.
Zoo is het ook, en wel inzonderheid, bij de Cacteeën gesteld met stengel en bladeren.
Door hun vorm en stand zijn de bladeren uitnemend geschikt en dan ook bijna uitsluitend bestemd om de grootst mogelijke oppervlakte aan de lucht bloot te stellen, hetwelk, gelijk men weet, noodzakelijk is voor de stofwisseling en de ademhaling tevens, derhalve voor de voeding, en dus voor het leven.
- ↑ Niet volkomen echter, gelijk later zal blijken.