Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/357

Deze pagina is proefgelezen
341
OPSTANDELINGEN.

Dat derhalve het kiemvermogen in vele zaden, wanneer de omstandigheden daartoe gunstig zijn, zeer lang kan bewaard blijven, blijkt uit deze voorbeelden, waarbij vergissing onmogelijk is, ten stelligste.

Leverden die Digitalis-planten een voorbeeld van pl.m. een kwart eeuw, hier hebben we er een aantal, die het reeds bijna zeventig jaar uithielden, en nu zie ik niet in waarom dit latente leven niet nog veel, zeer veel langer zou kunnen duren.

Zonder de theorie te willen bestrijden dat rustende zaden door stofwisseling—opnemen van zuurstof en afgeven van koolzuur—stof, in casu koolstof, moeten verliezen, vraag ik toch hoe 't mogelijk is dat zaden als van Papaver, Epilobium, Jasione, enz, uiterst klein als ze zijn, dit verlies—hoe gering dan ook—bijna zeventig jaren konden volhouden en toch nog niet uitgeput geraakten? Dit is mij wel wat kras!

Stel ik mij daarentegen een latent leven, in den zin van een bepaald inactief leven, voor, dan kan een zaadkorrel, die gedurende vijftig jaar, van de lucht afgesloten, goed en kiemkrachtig bleef, het ook honderd, twee honderd jaar en langer uithouden.

Eigenlijk zou men zulk een inactief leven geen leven in den gewonen zin kunnen noemen.

— Dan moeten de zaden en derhalve ook de kiemen daarin dood zijn, zegt men,

— Ook dit is niet noodzakelijk, in zooverre althans als men dood noemt een vroeger levend wezen, maar waaruit het leven geweken is. Dit toch is van het stervensoogenblik af aan ontbinding prijs gegeven.

Kan het toch niet mogelijk wezen dat de geheele organi-