Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/38

Deze pagina is gevalideerd
29
HET SNEEUWKLOKJE.

O kommt, ihr Blätter, Blüth' und Blume,
Die ihr noch träumt,
All zu des Frühlings Heiligthume!
Kommt ungesäumt![1]

.........................
.........................

Vier dagen later.

Het is op nieuw geheel winter geworden. Scheen het aanvankelijk of de Noord-Oostewind wel kou, maar geen vorst van beteekenis meer kon brengen, thans blijkt dat de winter nog niets van zijn kracht verloren heeft. Gister avond teekende de thermometer 17° Fahr.Van morgen was hij met een sneeuwzwangere lucht enkele graden gerezen, maar het vriest streng; veel te streng voor den tijd van 't jaar.

Intusschen bengelen de Sneeuwklokjes daar buiten maar door, of er geen kou aan de lucht was. „'t Is tijd"! roepen ze de anderen toe, „en of 't nu al wat koud is dit doet er niet toe; 't is tijd om op te staan en aan het werk te gaan. De dagen zijn alweer zoo lang als ze met half-October waren, en iederen dag staat de zon wat hooger, is haar schijnsel wat warmer. Komt Vroegelingen (Draba), Sleutelbloemen (Prímula),

  1. Ik geloof niet dat ik behoef te aarzelen deze lieve coupletten van Fr. Rückert hier in het oorspronkelijke op te nemen. Voor hen, wien de Duitsche taal geheel vreemd is, laat ik er de beteekenis—niet de letterlijke vertaling—van volgen.
    „De sneeuw, die gisteren nog bij vlokjes van den hemel viel, hangt, thans tot klokjes omgesmolten, aan dunne steeltjes te bengelen. Het Sneeuwklokje luidt in het stille kreupelhout. Wat dat mag beteekenen? Komt maar, komt spoedig, want het luidt het voorjaar in. Komt gij bladeren, komt gij bloemen, die nog slaapt en droomt, komt en aarzelt niet om het voorjaarsfeest te helpen vieren."—
    Het Sneeuwklokje trouwens gaf vaak, inzonderheid aan Duitsche dichters, aanleiding om zachte tonen aan hun lier te ontlokken. Die daar kennis mede wil maken zie Brandts Pflanzenleben (Frankfurt a. M. bei Chr Winter, 1866), bladz. 49—60.