van die derde bloemsteng onderscheiden, en dit niet alleen de bloemen, maar de steel zelve ook.
Vlak aan den voet is deze groen, maar verderop aan de ééne zijde groen en aan de andere zijde blauw, welke kleuren niet flauw in elkaâr verloopen, maar scherp van elkaâr zijn afgescheiden.
En nu komen uit die zijde, welke blauw is, blauwe en uit de groene zijde genoegzaam geheel witte bloemen voort.
De steng draagt slechts dertien bloemen; zes daarvan zijn zuiver blauw, volkomen aan de blauwe variëteit, waartoe trouwens de bol behoort, gelijk; twee zijn wit, slechts met enkele flauwe blauwe strepen aan den voet van de bloemdekbuis; twee andere zijn wit, met een blauwe streep over 't midden der bloemdekslippen, van de drie andere zijn de bloemdekslippen deels wit, deels blauw, een dezer laatste is blauw aan de ééne en wit aan de andere zijde.
Wordt een blauwe Baron van Tuyll soms plotseling wit, hier hebben we met een te doen, die daar wel neiging toe had, maar 't zoover niet kon brengen.
't Is een alleraardigst, tevens opmerkelijk gezicht.
—Niets bijzonders, zegt een bloembollenkweeker ...... meer gezien.—
—Welzeker, ik had het ook vroeger eens gezien en heb er meer van gehoord. Maar dit doet er niet toe; 't blijft even opmerkelijk, al zag men het in ieder bed met blauwe Baron's van Tuyll.
Te Voorhout moet er zelfs eens een geweest zijn met de drie kleuren onzer nationale vlag te gelijk op één en dezelfde bloemsteng; zeker wel een afdoend bewijs dat deze drie één oorsprong hebben.
't Is intusschen jammer dat deze spelingen niet standvastig