Petrus Herman Scheltema/De Haagsche Raadhuisplannen/1

De Haagsche Raadhuisplannen [1]
Auteur(s) [P.H.S.]
Datum Zaterdag 2 mei 1908
Titel ‘De Haagsche Raadhuisplannen’
Tijdschrift De Opmerker
Jg, nr, pg 43, 18, 140-141
Brontaal Nederlands
Bron [1] en [2]
Auteursrecht Publiek domein

[140]

140

[...]

De Haagsche Raadhuisplannen

(Met een Plaat).


      Toen wij onlangs de tentoonstelling van de raadhuisplannen bezochten, was onze eerste en laatste indruk, dat de oplossing van het sedert jaren aanhangige raadhuis-vraagstuk, door deze plannen nog in geenen deele was opgelost, een indruk, die ook door andere, zeer bevoegde, beoordeelaars gedeeld werd.
      De moeilijkheden, die er zich bij voordoen, zijn van zeer verscheidenen aard. Allereerst komen wel in aanmerking die, welke de situatie oplevert, in verband met den wensch, om den zetel van het gemeentebestuur en de gemeentelijke administratie te behouden op de plaats, waar die sedert onheuglijke jaren gevestigd waren en zich ontwikkeld hebben tot den omvang, die thans een zeer belangrijke uitbreiding van lokaliteit dringend noodig maakt.
      Niet zonder voorbeeld, maar toch opmerkenswaardig is het „laissez aller”, waarmede tot voor korte tijd door de vroede vaderen der resideutie de raadhuiskwestie behandeld of liever verwaarloosd werd. De Gemeentekas heeft duchtig moeten bloeden voor de gevolgen van menig uur van onbedachtzaamheid en thans, nu men bedachtzamer geworden ts, staat het te bezien of de gebrachte offers nog niet onvoldoende zullen blijken, om tot een bevredigende oplossing te geraken,
      Dan komen daarbij de tyrannieke eischen van een steeds toenemend verkeer, ten opzichte waarvan ook in het verleden wel eens struisvogelpolitiek gevoerd is, maar die zich nu juist in het hart der oude stad doen gelden.
      En ten slotte komt het zuiver architectonisch vraagstuk, dat tweeledig is en eerstens betreft het vinden van een goede distributie op het hier aangewezen terreinen en ten tweede van een bevredigend en der residentie waardig uiterlijk aanzien van een harer belangrijkste, zoo niet het belangrijkste harer openbare gebouwen. Dit laatste punt heeft men zich niet gemakkelijk gemaakt door à priori aan te nemen en vast te stellen, dat het nieuwe gebouw zou worden ontworpen in den stijl van omstreeks 1730, den bouwtijd van het gedeelte, dat met zijn gevel naar het Kerkplein staat toegekeerd. Reeds vroeger heeft men gedacht, bij de uitbreiding indertijd, wij meenen onder beheer van den Directeur Reynders tot stand gebracht, niet beter te kunnen doen dan ook hier den gevel van 1730 zoo nauwkeurig mogelijk te copieeren. Dit was in zoover goed gezien, dat daardoor groote misstanden voorkomen zijn, want terwijl de gevel aan het Kerkplein zeer goed aansluit aan den oudsten zestiende eeuwschen bouw, dit bekende juweel van Nederlandsche Renaissance, doet de uitbreiding van Reijnders aan den voorgevel in ’t geheel geen kwaad, zij staat er bescheiden naast en laat de rijke architectuur ten volle tot haar recht komen.
      Ging men echter thans niet te ver, door voorzichtigheidshalve maar weder te decreteeren, dat het nieuwe gebouw in den stijl van 1733 moest ontworpen worden?
      Wij meenen, dat de gemaakte ontwerpen ook dit hebben aangetoond, dat men hier heeft misgetast en het doel, het zooveel mogelijk sparen en in zijn waarde laten van het oudste en architectonisch meest precieuse gedeelte, toch niet bereikt werd. Zooals reeds van verschillende zijden, o. a. ook in het adres van de Afdeeling ’s-Gravenhage der Maatschappij tot bev. der Bouwkunst, terecht werd opgemerkt zou bij uitvoering van een der thans ontworpen uitbreidingsplannen, het kleine monument onvermijdelijk door den hooger opgaanden aanbouw worden geëcraseerd, doodgedrukt.
      Men heeft de ruimte te veel noodig, om op het nog te beperkte, beschikbare terrein de tweede verdieping te kunnen missen. Maar ook, wanneer men met de kaart van ’s-Gravenhage voor zich, van de aangrenzende gebouwen nog een derde meer, dan de thans beschikbare oppervlakte, geannexeerd denkt, zijn de mogelijkheden, die de naaste omgeving met hare nauwe straten en pleintjes oplevert, nog geenszins verminderd, en stuit men ook hier spoedig op de millioenenquaestie, die alle pogingen tot het aanbrengen van afdoende verbeteringen in het hart eener oude stad beheerscht.
      Bepalen wij ons tot het architectonisch vraagstuk, dan moet betreurd worden, dat men de architecten niet vrij gelaten heeft in de keuze der vormen, die hen voor dit geval het meest passend voorkwamen, en zelfs het gegeven voorschrift niet ruim heeft opgevat, zoodat de nu tentoongestelde plannen te beschouwen zijn als wijzigingen van wijzigingen naar aanleiding van daarop uitgeoefende critiek, waarvan de bevoegdheid eenigszins in twijfel kan worden getrokken.
      Dat een ontwerp niet altijd wint bij herhaalde wijziging weet ieder bouwmeester en onder de omstandigheden, waarop in de bouwbureaux van een gemeente gewerkt wordt, kan het wel als regel gelden.
      De frischheid van een eerste conceptie, die niet uitgesloten is, ook bij voorgeschreven stijlkarakter, miste men min of meer in de tentoongestelde ontwerpen. Dit gemis zou nog duidelijker zijn uitgekomen, wanneer men ook het allereerste schetsontwerp, alreeds een paar jaren geleden door den gemeente-bouwmeester gemaakt, had geëxposeerd.
      Dit eerste schetsontwerp is ter zijde gelegd, omdat het niet monumentaal genoeg geacht werd en toen zijn later de varianten ontstaan, waarvan op onze plaat reproducties zijn gegeven, en die te beschouwen zijn als een serie welgeslaagde studies in het achttiendeeuwsch karakter, dat men hier verlangde.


[141]

141

      Tot goed begrip dient hier vermeld, dat deze schetsontwerpjes de hoofdpartij van de gevels van het nieuwe raadhuis voorstellen en wel het front, dat naar de Groenmarkt gekeerd zou zijn en dus het meest in het oog zou vallen.
      In een volgend nummer zullen wij de bijbehoorende plattegronden reproduceeren, om in verband daarmede de situatiequaestie, die wij reeds boven aanroerden, eenigszins nader te beschouwen.
      Eerst aan de hand daarvan zal het mogelijk zijn den lezer een denkbeeld te geven van den aard en omvang van het vraagstuk.
      In hoever een prijsvraag hier uitkomst zou kunnen geven, daarover loopen de meeningen uiteen.
      Wat kan het Gemeentebestuur hiervan terughouden? De vrees voor een negatief resultaat, zegt men. Maar een negatief resultaat kan ook somtijds nuttig zijn, om een eind te maken aan langdurig zoeken in verkeerde richting en te bevorderen een kloek besluit tot het zoeken van een oplossing op andere wegen.

(Wordt vervolgd).