[340]
340
[...]
Het St. Catharine-gasthuis te Gouda.
Dezer dagen trok in N. Rott. Courant, het volgende bericht uit Gouda onze aandacht:
„Door de aanstaande ingebruikneming van het nieuw gebouwde Van Iterson-ziekenhuis verliest het St. Catherine-gasthuis zijn bestemming. Daar evenwel het Van Iterson-ziekenhuis geen gasthuis zal zijn, wat met het oude wel het geval is, komt het B. en W. voor, dat de gemeente maatregelen dient te nemen, dat gebrekkigen en ouden van dagen, die na hun ontslag uit het ziekenhuis zooal geen deskundige verpleging dan toch voortdurende verzorging behoeven, in het uiterste geval, dus wanneer tegen onwil of onmacht van bloedverwanten of armbesturen niet met vrucht is op te treden of tegemoet te komen, van gemeentewege die verzorging blijven genieten in een andere van hare instellingen.”
„In verband met bovenstaande wordt verder door B. en W. voorgesteld, het Bestedelingenhuis, dat thans gevestigd is in een apart gebouw, over te brengen in het St. Catharine-gasthuis; deze laatstgenoemde naam blijft evenwel bestaan. Dit geschiedt zoowel op geschiedkundige gronden als ter verzekering van de voortduring der rechten, welke o.a. in den vorm van renten en erfpachten ten behoeve van dit gasthuis worden uitgeoefend”.
Het voorstel van B. en W. is ongetwijfeld weloverwogen, maar uit hetgeen in het bovenstaande wordt medegedeeld, omtrent de overwegingen, die er toe geleid hebben, is op te maken, dat het gemeentebestuur niet geheel vrij is, om over de gebouwen van het St. Catharinegasthuis naar goedvinden te beschikken en dat bij verandering van bestemming wellicht rechten, waaronder hier te verstaan inkomsten, zullen moeten worden prijsgegeven.
Dit is jammer, want het oude gasthuis is, gedeeltelijk althans, een veel te mooi gebouw voor een bestedelingenhuis. Wij hebben hier voornamelijk het aan Haven gelegen gedeelte met zijn deftigen voorgevel en ruime, hooge vertrekken op het oog. Dit gebouw grenst onmiddelijk aan de oude gasthuiskerk, thans tot Stads-librye ingericht en zou in vele opzichten uitnemend geschikt te maken zijn, om het zeer belangrijke Goudsche gemeentemuseum op waardige wijze onder dak te brengeu. Dit museum is thans op een over het algemeen zeer betrekkige wijze gehuisvest in het, der verzameling onwaardige, gebouw Arti-Legi aan de Groote Markt.
Het zou daarom o.i. te betreuren zijn, wanneer men deze gelegenheid om het museum over te brengen naar een beter gebouw liet voorbijgaan, want zij zal zich waarschijnlijk niet zoo spoedig opnieuw voordoen.
Het komt ons niet onwaarschijnlijk voor, dat in den boezem van het college van B. en W. ook de bestemming tot museum wel ter sprake gekomen is. Dit ligt, dukt ons, nog al voor de hand, maar mocht deze veronderstelling onjuist zijn, dan is er een reden te meer, om bij deze gelegenheid te wijzen op de dringende behoefte, die er aan een betere huisvesting van het museum bestaat.
Een goede verzorging van de gedenkstukken van geschiedenis en kunst is voor Gouda een zaak van genoegzaam belang, om er zich eenige opoffering voor te getroosten; naar onze meening van meer belang, dan de huisvesting van bestedelingen.
Waren die bestedelingen dakloos, dan zou er misschien iets voor het voorstel van B. en W. te zeggen zijn, maar nu dit niet eens het geval is, zijn het blijkbaar alleen overwegingen, omtrent het al of niet prijsgeven van eenige inkomsten, die tot het voorstel hebben geleid.
Alvorens men evenwel een besluit omtrent de bestemming van het St Catharine gasthuis neemt, zouden wij het zeer gewenscht achten, dat nog eens grondig werd onderzocht of er werkelijk geen middel te vinden zou zijn, waardoor het gasthuis zijn inkomsten behouden kon en toch de gemeente, wat betreft de bestemming, de vrije beschikking over het gebouw zou kunnen verkrijgen.
Ware er sprake van, het gebouw aan den openbaren dienst te onttrekken, dan zouden zich zeker onoverkomelijke bezwaren voordoen, maar waar zoovele argumenten pleiten voor een andere bestemming, dan de nu voorgestelde, meenen wij te mogen herinneren aan het spreekwoord: „Il y a avec le ciel des accomodements”.
Ik hoeverre dit hier van toepassing zou kunnen zijn, laten wij gaarne aan de rechtsgeleerden ter beoordeeling over. Men denke er evenwel aan, dat men zich voor die „accomodements” doorgaans
[341]
341
eenige financieele offers moet getroosten, doch daardoor late men zich niet afschrikken. Wanneer de gemeente later een gebouw voor het museum zou moeten aankoopen of stichten, zouden de offers zeker veel grooter zijn.
P. H. S.
|