Petrus Herman Scheltema/Zonder titel/4

Op welke gronden [...]
Auteur(s) Red.
Datum Zaterdag 1 juli 1905
Titel ‘Op welke gronden [...]’
Tijdschrift De Opmerker
Jg, nr, pg 40, 26, 206
Opmerkingen Naschrift van H. Ludolph (1 juli 1905) ‘Mijnheer de Redacteur!’, De Opmerker, 40e jaargang, nummer 26, p. 206. Zie [1].
Genre(s) Proza
Brontaal Nederlands
Bron [2]
Auteursrecht Publiek domein

      Op welke gronden de geachte inzender van bovenstaande regelen, in de aangehaalde uitdrukking uit ons stukje over het Congres te Luik een „houw” ziet, is ons niet recht duidelijk. Wij kunnen in gemoede verklaren hier geen houw te hebben bedoeld, maar enkel een feit te hebben willen constateeren namelijk dit, dat aannemers gewoon zijn alles in geldcijfers uit te drukken, evenals alle handelslieden dit gewoon zijn.
      Men moet wel geheel vreemdeling in het bouwvak zijn, wanneer men dit niet weet.
      Immers, wanneer in de bestekken minimum loonen, schaftlokalen en dergelijken worden voorgeschreven, kan de aannemer toch niet anders doen dan daarvoor posten op zijn begrooting zetten.
      Wanneer men met een aannemer spreekt over de lasten, die de Ongevallenwet hem oplegt zal een berekening van hetgeen de nakomeling der bepalingen van die wet hem kost in den regel niet uitblijven. Wat zouden „gebreken van den bodem en van het bestek” de aannemers kunnen schelen, wanneer daarin niet somtijds groote gevaren voor geldelijke schade gelegen waren.
      Behoeven wij nog wel meer voorbeelden aan te halen? Het is niet meer dan natuurlijk bij zakenmenschen en van hun standpunt beschouwd hebben zij niet alleen gelijk, maar kunnen zij moeilijk anders handelen.

RED.