[ 117r ]

Ooievaarsbek.—Geranium robertianum.

In tegenstelling met Erodium heeft Geranium tien vruchtbare meeldraden. Maar 't eigenaardigste verschil tusschen Reigers- en Ooievaarsbek vormen de rijpe vruchtjes. Ook hier weer springen de vijf onderdelen der splitvrucht van onderen 't eerst uiteen bij rijpheid en blijven met hun snaveltjes boven nog een poosje hangen, maar terwijl zij de zaadjes bij het naar buiten wijken uit de kluisjes wegslingeren, doordien er een opening ontstaat, wijd genoeg om de zaden door te laten, blijven de zaden bij Reigersbek in de kluisjes opgesloten en deze worden in den grond geboord.

De soort G. robertianum, die van Mei tot September voorkomt, op zandgrond tusschen lommerrijk kreupelhout, heeft afstaande klierharen op den roodachtig gekleurden stengel, een kelkje met vijf lange naaldjes en drie- tot vijftallige bladen met gesteelde dubbel vinspletige blaadjes. De mooie rose bloempjes, twee aan twee bijeen geplaatst, hebben langgenagelde kroonbladen, anders dan de Geranium pusillum, met kortgenagelde kroonbladen. Bij Geranium robertianum springt van ieder bloemblaadje een lijstje naar voren, naar het midden der bloem en zoo ontstaat dat eigenaardige inkijkje in vijf in de rondte geplaatste openingen als bij een revolverloop rondom het vruchbeginsel en de meeldraden. Revolverbloemen noemt men bloemen met zulke inkijkjes wel. Stengel en bladen hebben een minder aangenamen reuk; de geuren trouwens van alle geraniums laten voor ons reukorgaan te wenschen over.

Bij beide, Erodium en Geranium, liggen er vijf honigschubbetjes tusschen de kroonbladen en daarheen vinden de insecten gemakkelijk hunnen weg. Dat het hun niet moeilijk wordt gemaakt is dan ook zeer gewenscht, want tenminste bij de meeste leden dezer familie zijn de helmknoppen vroeger rijp dan de stempels, zoodat het stuifmeel al weg is, als de vijf stempels, die ge zoo duidelijk in 't bloempje onderscheidt, gereed zijn tot ontvangst van het pollen. Zelfbestuiving is daar dus niet mogelijk en onmisbaar zijn voor die plantjes de insecten, die de dragers zijn der stuifmeelkorrels van een andere plant. Doch onderzoekingen hebben geleerd, dat bij kleinbloemige geraniums zooals Geranium pusillum en onze robertianum er eerst eenig stuifmeel voor zelfbestuiving dienst doet en het overschot voor kruisbestuiving mag worden weggehaald. Ter beschutting van de teêre deelen der bloemen krommen zich bij nacht de bloemsteeltjes naar beneden.