Plantenschat/132
← Gele honingklaver — Melilotus officinalis | Plantenschat (1898) door F.J. van Uildriks en Vitus Bruinsma | Rondbladig klokje — Campanula rotundifolia → |
Uitgegeven in Groningen door P. Noordhoff. |
Akkerwinde.—Convolvulus arvensis.
Dat schoonheid en nut niet altijd samengaan, ook niet in de plantenwereld, het blijkt heel duidelijk uit deze Akkerwinde, die zoo sierlijk het bouwland kan omgeven met heele randen van zijn losse bevallige bloemslingers en die toch terecht op den akker ten zeerste wordt gevreesd. Niet alleen toch, dat haar wortel zeer diep in den grond dringt, maar de stengels omstrengelen de naastbijzijnde planten en verstikken die soms in doodelijke omarming. Verraderlijk kruipend over den grond, nadert de windende gegroefde convolvulusstengel de onschuldige grassen of de roggehalmen of andere stengels en langs een denkbeeldigen wenteltrap daaraan zich opwerkend met flinke spiraalslagen, houdt zij haar as aan de linkerhand, zoodat wij hier met een linkswindende slingerplant te doen hebben.
Verwijdert ge zoo'n halm, zooals er ook een in onze afbeelding omkneld wordt, uit de omwindingen, dan kunt ge de vele draaiingen, die de Winde heeft gemaakt, duidelijk nagaan door de verheven kanten die spiraalsgewijs hemzelven omgeven, maar wat zijn bladen betreft, hij zorgt wel dat die alle goed overeind komen te staan op hun keurige steeltjes. De voet dier mooi gevormde gaafrandige van boven sierlijk afgeronde bladeren, eigenaardig met een fijn stekelpuntje voorzien, is aan de bovenste pijlvormig, doordat de slippen benedenwaarts afstaan, maar lager wijken ze horizontaal uiteen, zoodat de voet daar meer spiesvormig is. Elk blad draagt in zijn oksel een enkele klokvormige bloem, die even boven het blad uitsteekt op haar vrij langen steel en twee lijnvormige kleine schutbladen heeft op eenigen afstand van de bloem, heel anders dus dan bij de in onze heggen zoo algemeene witte groote Convolvulus sepium, waar de kelk door de schutbladen wordt bedekt.
De kelk is bij de Akkerwinde met haar vijf slippen dicht aangedrukt tegen het vruchtbeginsel en blijft ook later de tweehokkige doosvrucht eng omsluiten en lang nog steekt de verdroogde stijl daarboven uit. Toen deze frisch en fleurig tusschen de vijf meeldraden stond, had hij twee mooie forsche stempels en aan zijn voet rustte 't vruchtbeginsel op een vleezige schijf. De op de bloemkroon gezeten meeldraden laten in de geel gekleurde diepte der bloem een sterretje van vijf openingetjes zien, 't is dus een echte revolverbloem, maar de rose tinten der zeer weinig gelobde kroon geven de grootste sierlijkheid aan dit naar vanille ruikend bloemenkind.