[ 158v ]

Riet.—Phragmites communis.

Reuzengrassen als de bamboes, die wel 20 meter hoog kunnen worden, heeft Nederland slechts in zijn koloniën, doch het Riet, de grootste onzer inlandsche Gramineeën, die nauwelijks een tiende deel van die hoogte bereikt, is toch ook, door het gebruik voor dakbekleeding van schuren en hutten, een nuttige, en door de merkwaardige wijze, waarop het door lichtheid en behendigheid verkrijgt, wat andere planten slechts door hun zwaren bouw gelukt, ook een belangwekkend gewas.

Wie in Augustus een uitgestrekt veld van die fraaie paarsglanzende wuivende pluimen aanschouwt, ieder uit honderden grasbloempjes gevormd, weet niet, door welk een stille werkzaamheid het riet die groote vlakte voor zich heeft veroverd. In het slijk van den bodem schoven de wortelstokken al verder en verder vooruit, telkens nieuwe loten opzendend, slechts gestuit in hun voortwoekering indien het water eindelijk al te diep wordt, en daarbij zoo volledig beslag leggend op het gewonnen terrein, dat geen enkele andere plant er tusschen opschiet.

Die dicht opeengedrongen massa halmen steunen elkaar tegen de werking van den wind, doch hoe is ook elk afzonderlijk uitstekend ingericht om daaraan weerstand te bieden! 't Is waar, de pluim buigt zijn hoofd een beetje, La Fontaine liet het in Le Chêne et le Roseau door den eerste aan het laatste verwijtend toevoegen:

Le moindre vent qui d'aventure
Fait rider la face de l'eau,
Vous oblige à baisser la tête.

Maar zie dien stevigen hollen stengel, op geregelde afstanden bij de knoopen door tusschenschotten gestut; zie de lange bladscheeden, kokers die den stengel omhullen, altijd de een nog voor de helft over den ander heengeschoven en even als de bladschijven hard gemaakt door een overvloedige hoeveelheid in het weefsel opgenomen kiezelzuur. En let dan op de gemakkelijkheid, waarmee de lange smalle bladeren, anders naar verschillende richtingen gekeerd, zoodra de wind aanwakkert zich behendig in één richting plaatsen, doordat de van binnen zoo bijzonder gladde scheeden, die slechts van onderen vast zitten, als goed gesmeerde windvanen om den stengel draaien.

Maar de wind is geen vijand van het riet; integendeel, hij is de vriend die het stuifmeel ter plaatse brengt en, in den regel eerst in 't volgend voorjaar, de zaadjes verspreidt, die voor Koning Phragmites nieuwen grond moeten veroveren.


[ 158r ]

Augustus en September.



Riet.—Phragmites communis.
Fam. Grassen, Gramineeën.

 

Oeverriet, Slootriet, Dekriet. H. 142.