Plantenschat/6
← Speenkruid | Plantenschat door F.J. van Uildriks en Vitus Bruinsma
Gewone sleutelbloem |
Wilde hyacinth → |
Gewone sleutelbloem.—Primula officinalis.
't Is merkwaardig, dat de Nederlandsche naam Sleutelbloem lang niet zooveel gebruikt wordt als die van Primula veris door Linnaeus aan Primula officinalis en Primula elatior, gegeven. Trouwens de populariteit van eerstgenoemden Latijnschen naam, die „Eersteling der lente" beteekent, is vooral veroverd door de vele gekweekte soorten, waaronder prachtvolle voorkomen, hoewel de schoonste van alle, de Primula imperialis, die Junghuhn in 1838, op den top van den Mandalawangi op de grenzen van Buitenzorg en de Preanger aantrof, daaronder hier te lande nog niet behoort, daar men, zooals Oudemans in zijn leerboek vermeldt, te vergeefs beproefd heeft de zaden ervan hier tot ontkieming te brengen. Ook onze inheemsche in 't wild groeiende primula's zijn echter fraaie plantjes.
Hier en daar, in vochtige weilanden en op uiterwaarden kan men in het voorjaar de Primula officinalis vinden, al is zij vrij zeldzaam. Nadat men haar dan als familielid der Primulaceeën herkend heeft, door de vijfslippige kelk en kroon, de vijf meeldraden, die de bijzonderheid hebben van tegenover de kroonslippen bevestigd te zijn en dus niet daarmee af te wisselen, en het éénhokkige vruchtbeginsel, met in 't midden een niet aan den wand bevestigden, dus centralen zaaddrager, wordt het geslacht onmiddellijk bepaald door het gemis van een vertakten stengel en de aanwezigheid van een wortelroset van bladeren, want dit hebben noch Lysimachia, noch Hottonia, noch eenig ander geslacht der familie.
Dat gij dan niet Primula acaulis vóór u hebt is daaraan te zien, dat de schermen lang gesteeld zijn en de kelk nog niet tot op de helft is ingesneden. Die kelk leert u ook het onderscheid met Primula elatior, want bij deze is hij gewoon buisvormig met smalle slippen, terwijl bij de hier afgebeelde de slippen driehoekig zijn en de kelk een beetje opgeblazen is.
Wie het fraaie bloempje mocht vinden, dat door zijn citroengele kroon met vijf oranjegele vlekken reeds vroeg in het voorjaar de aandacht trekt, verzuime niet de hier zeer duidelijke heterostylie op te merken, als hij in sommige bloemen een langen stijl vindt en de helmknopjes ter halver hoogte daarvan geplaatst, in andere een korten stijl en de helmknopjes hoog daarboven in de keel van de kroon, een inrichting voor het verkrijgen der meest doelmatige bestuiving van veel gewicht.