Plantenschat/75
← Tormentil | Plantenschat door F.J. van Uildriks en Vitus Bruinsma
Sint-Teunisbloem |
Akkerkool → |
Sint-Teunisbloem.—Oenothera biennis.
In de duinen en op vochtige zandgronden kan men deze groote gele bloemen vinden, wier kort schoon leven zooveel interessants te zien geeft. De knop, zich op de hooge cylindervormige zuil van den verlengden kelk boven het langwerpige vruchtbeginsel verheffend, is bij deze Oenothera stomp en omsloten door de vier lange smalle kelkslippen. Als de zon is ondergegaan, springt in de zomeravondschemering tusschen zeven en acht uur 's avonds snel die knop uiteen; de lange van buiten zachtbehaarde kelkslippen buigen twee aan twee zich naar beneden langs de tweemaal zoo lange buis, en de vier mooie groote gele kroonbladeren, ingeplant op de stevige keel van den kelk, breiden zich uit, terwijl de acht forsche meeldraden, korter dan de bloemkroonbladeren, en in hun helmknoppen een uiterst kleverig stuifmeel bergend, te voorschijn komen. Weldra ontplooien zich de vier ook zoo geducht kleverige stempels en de eerst rechtopstaande kelkbuis buigt zich op zij ter wille van 't van terzijde verwachte insectenbezoek. Nachtvlinders met lange roltong zweven vóór de bloem en bereiken den in diepe diepte te vinden honig, daarbij in de ééne bloem de meeldraden, in een andere weer de stempels aanrakend, en rijpen kan daarna de lange doosvrucht. Op onze afbeelding, die slechts een deel van een bloeienden stengel te zien geeft, is die vrucht links boven geplaatst.
De bloem zelve telt haar leven slechts bij uren, binnen één etmaal sluit zij zich voor goed, en den volgenden avond zijn andere bloemen aan dezelfde rijke aren ontloken en lokken de insecten met de gele, ook in diepe schemering nog zichtbare tinten. De in Friesland gebruikelijke naam Wilde lantaarn en 't Duitsche Nachtkerze zijn uitstekend gekozen. Intusschen heeft de uitgebloeide bloem nog een benedenwaartsche beweging uitgevoerd, vóór 't afvallen hangt zij volkomen neer naar den grond. De vruchtjes, langwerpige zaaddoozen, zijn in de oksels gezeten, vandaar dat hoewel de bloem door de kelkbuis gesteeld lijkt, men toch van een aar moet spreken; zij staan dicht langs den stengel, die verspreid de vrij breede grofgezaagde bladeren draagt, bovenaan bij de aar smaller en zacht behaard. De wortelbladen, die bij deze tweejarige plant in 't eerste jaar de eenige bladeren zijn, staan in een rozet en zijn omgekeerd eirond en van stekelpunten voorzien.
Deze uit Amerika tot ons overgekomen en nu inheemsch geworden bloem is waard om, als ge haar in de vrije natuur treft, met zorg in de bus mee naar huis te worden genomen, zij kan u een treffende verrassing bezorgen, als gij de bloembladeren 's avonds bij uw binnentreden in een volkomen donkere kamer wijd ziet uitgespreid, zooals de meeste bloemen alleen prijken in den helderen zonneschijn.
[ 75v ]