[ 92v ]

Rechtopstaand en Echt walstroo.—Galium erectum en Galium verum.

Dat deze beide plantjes voldoen aan het kenmerk door den naam der familie uitgedrukt, Sterbladigen, behalve Rubiaceeën ook Stellatae genoemd, is op de afbeelding duidelijk te zien. De bladeren, bij Galium verum nog smaller dan bij Galium erectum, zitten bij beide met 8 tot 12 bijeen in een kransje en eindigen in een fijn puntje, maar zijn evenals de stengel, die bij de laatste duidelijk, bij de eerste onduidelijk vierkant is, vrij van de weerhaakjes, die bij het verwante nog meer verspreide kleefkruid Galium aparine voorkomen.

De kleine nietige bloempjes, wier aantal vergoedt, waarin elk voor zich bij het aanlokken van insecten mocht te kort komen, hebben een klein onderstandig vruchtbeginsel, een nauwelijks zichtbaar klein kelkje, en een mooi vierdeelig stervormig bloemkroontje, waarvan de witte slippen bij G. erectum veel puntiger eindigen dan de overeenkomstige gele bij G. verum. Boven beider kroontjes kan men met 't bloote oog, doch beter met de loupe, de vier naar buiten gebogen meeldraden zien en de beide eveneens naar buiten gebogen stempels.

Bij G. verum zitten de bloempjes in dichte rijkbloemige pluimen, waarmee het lage plantje, welks groen weinig in het oog valt, hier en daar op drogen zandgrond een fraaie heldergele donzige laag vormt. Bij G. erectum zijn de bloemen wijder uiteen geplaatst en de pluim, aan een veel langeren stengel gezeten, is hier veel losser. Onze afbeelding geeft van beide plantjes slechts een stuk te zien, daar de top, met de meeste bloemen, er niet op voorkomt.

De zoete heerlijke geur, die vooral bij G. verum sterk is, zweemt naar dien van Oranjebloesem, waaraan ook de geur van de bekende Vogelkers, Prunus padus zoo duidelijk herinnert. Het is een echte honiggeur en de insecten komen er gretig op af, waarbij de kleine nederige gele echter nog meer naar zich toelokt dan zijn hoogere witte makker.

[ 92r ]

Juni tot September.



Rechtopstaand walstroo.Echt walstroo.
Galium erectum.Galium verum.
Fam. Sterbladigen, Rubiaceeën.


H. 443 en 444.