Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant/Jaargang 1921/Nummer 247/Het Getij
Het Getij | |
Auteur(s) | Anoniem |
Datum | Vrijdag 21 oktober 1921 |
Titel | Kunst en Letteren. Het Getij |
Krant | Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant |
Jg, nr | ?, 247 |
Editie, pg | [Dag, 3] |
Opmerkingen | Theo van Doesburg vermeld als Theo v. Doesburg |
Brontaal | Nederlands |
Bron | delpher.nl |
Auteursrecht | Publiek domein |
Kunst en Letteren.
Het Getij.
Constant van Wessem trekt in „de Wei der Ideetjes” van leer tegen de Ideeën-manie, die tegenwoordig heerscht, vooral in verband met Lao Tsz. Dostojefski, Mahler. J. M. Hondius vervolgt zijn bijdrage „Mensch?” Een uitvoerige ongeteekende bijdrage vertelt van Chineesche schilderkunst. „Een dilettant” gaat voort met zijn bloemlezing van Modernismen en verdeelt de hedendaagsche literatuur in literatuur van De Stem (Coster en vrienden) en literatuur van Het Getij (Chasalle en vrienden), alsof er buiten deze twee niet een geheele literatuur bestaat, die zich elders uit. E. Renso v. Telger is in zijn Tooneelkroniek zeer ingenomen met het optreden van het Comoediagezelschap. In „Allah Karim” wordt Roelvink afgewezen, Nijhoff aanvaard.
Verzen zijn er van Johan Theunisz en J. Slauerhoff.
Op de smalle kolommen beëindigt Theo v. Doesburg zijn beschouwing over Beeldende Kunst. C. J. Kelk schrijft naar aanleiding van I. K. Bonset’s opvattingen over „Klank- of Waanbeelden?” en vraagt of de absolute geestesverwildering, die uit dit werk spreekt, wel noodzakelijk is om oorspronkelijk te zijn. Fantasie is er niet, en juist het gebrek aan fantasie is de oorzaak van het verval onzer dichtkunst.