Radio-contrôle-reglement 1930

Radio-contrôle-reglement 1930

Auteur Nederlandse staat
Genre(s) Nederlandse wetgeving
Brontaal Nederlands
Datering 3 juli 1930
Bron De Nederlandsche Radio-wetgeving geschiedkundig ontwikkeld van mr. dr. A.A.M. Enserinck (1933)
Auteursrecht Publiek domein

Tekst van het Radio-contrôle-reglement 1930. Dit reglement vormde samen met het Radio-reglement 1930 en het Zendtijdbesluit de eerste wettelijke regeling voor de omroep in Nederland. De tekst is ontleend aan het proefschrift van mr. dr. A.A.M. Enserinck uit 1933 getiteld: De Nederlandsche Radio-wetgeving geschiedkundig ontwikkeld.


Artikel 1 bewerken

  1. Op de uitzendingen van den Radio-omroep wordt contròle uitgeoefend door een commissie van 5 leden, die op voordracht van Onzen Minister van Waterstaat door Ons worden benoemd en ontslagen.
  2. Een der leden wordt door Ons als voorzitter aangewezen.
  3. De commissie draagt den naam van Radio-omroep contrôle-commissie.
  4. De Secretaris van den Radio-raad is ambtshalve secretaris van de Radio-Omroep contrôle-commissie.

Artikel 2 bewerken

  1. Aan de Radio-Omroep contrôle-commissie worden 3 ambtenaren (Radio-Omroep controleurs) toegevoegd, die belast worden naar bepaalde uitzendingen te luisteren.
  2. Deze ambtenaren worden benoemd, geschorst en ontslagen door Onzen Minister van Waterstaat en genieten een salaris.

Artikel 3 bewerken

De instructie van de Radio-Omroep contrôle-commissie wordt door Ons vastgesteld; die der controleurs door Onzen Minister van Waterstaat.

Artikel 4 bewerken

Jaarlijk brengt de Radio-Omroep contrôle-commissie aan Ons een verslag uit omtrent hare werkzaamheden.

Artikel 5 bewerken

De contrôle zal worden uitgeoefend ter voorkoming van gevaar voor de veiligheid van den Staat, de openbare orde of de goede zeden.

Artikel 6 bewerken

Er zal zijn een preventieve en een repressieve contrôle.

Artikel 7 bewerken

  1. De preventieve contrôle bestaat uit het vooraf onderzoeken van de programma's, waarbij overlegging gevraagd kan worden van een schema of van den tekst der uitzendingen.
  2. Indien tegen een programma of een onderdeel daarvan bezwaar bestaat, deelt de Commissie deze bezwaren zoo spoedig mogelijk aan de betrokken omroep-organisaties mede. Zoolang aan deze bezwaren tot genoegen van de Commissie niet is tegemoetgekomen, mag niet tot uitzending van dat programma of dat gedeelte van het programma worden overgegaan.

Artikel 8 bewerken

  1. In het geval het uitgezondene afwijkt van het toegelaten programma of van hetgeen na overlegging tot geen bezwaar heeft aanleiding gegeven, zonder dat voor deze afwijking nader goedkeuring is verleend, zal de uitzending kunnen worden afgebroken.
  2. Overigens zal geen afbreking eener uitzending mogen plaats vinden.

Artikel 9 bewerken

  1. De repressieve contrôle bestaat uit het luisteren naar de uitzendingen en het eventueel opnemen daarvan op wasrollen.
  2. Voor uitzendingen tegen welke bij de Commissie bezwaar bestaat, zal de omroep-organisatie, die het aangaat, ter verantwoording worden geroepen.

Artikel 10 bewerken

Verantwoordelijk voor de uitzending is de omroep-organisatie of de uitzender, aan wien machtiging tot de desbetreffende uitzending is verleend.

Artikel 11 bewerken

  1. Onverminderd de in het Radio-reglement 1930 gestelde straffen en de in de machtigingen gestelde boetebepaling, kan de Radio-Omroep contrôle-commissie aan den Minister van Waterstaat voorstellen de verantwoordelijke omroep-organisatie voor een bepaalden tijd niet te doen uitzenden.
  2. De bij toepassing van het bepaalde in het vorige lid vrijkomende zendtijd wordt door Onzen Minister van Waterstaat, den Radio-raad gehoord, over de andere omroeporganisaties verdeeld.

Artikel 12 bewerken

De overeenkomstig de bepalingen van het Radio-reglement 1930 tot uitzending gemachtigde omroeporganisaties zijn verplicht:

a. tijdig aan de Radio-Omroep contrôle-commissie de uit te zenden programma's te doen toekomen;
b. op verzoek van die Commissie aan haar den woordelijken tekst te doen toekomen van de uitzendingen;
c. alle gevraagde inlichtingen te verschaffen omtrent den aard der uitzendingen.

Behoort bij Koninklijk besluit van 3 Juli 1930 (Staatsblad no. 272).

Mij bekend,
De Minister van Waterstaat,
P.J. Reijmer.