Rotsgalmen/''Zijn dit verzen waar een Dichter Lof en lauwerblaân van hoopt''

Rotsgalmen (1854) door Willem Bilderdijk

Zijn dit verzen waar een Dichter Lof en lauwerblaân van hoopt

Homerus
Uitgegeven in Schiedam door H. A. M. Roelants.

[ 5 ]




« Zijn dit verzen waar een Dichter
» Lof en lauwerblaân van hoopt,
» Of de Onsterflijkheid meê koopt ? — »
Neen, die wint men eindloos lichter
In deze Eeuw van razerny:
Vlei haar slechts in al haar zotheên,
Kniel voor de opgeworpen Godheên,
Heb de schreeuwers aan uw zij',
En uw krachtelooze vaerzen,
Stappen ze in Dragonders laarzen,
Zijn verheven Melody.

Neen, ook zelfs in wijzer dagen
Dong een droomrig Grijzaarts lied
Naar Permessus eerloof niet,
Waar men sprongen voor moet wagen.
Neen, ik kruip maar langs den grond,
En by zoo veel Dichtrenzwermen
Wier trofeên mijn kachels warmen
By de winteravondstond,
(Vraagt niet, of door eigen hitte
Die hun Febusboom bezitte,)
Brom ik slechts ter halver mond.

[ 6 ]
Wacht dus, Vrienden, in mijn galmen
’t Klaatren van trompet noch Luit
Dat op zwerk of muren stuit;
Wacht geen tjilpend zoet der halmen
Dat wellustige ooren streel’;
Neen, verwacht slechts zielsgevoelens,
Na een leeftijd tobbens, woelens,
Voor eens menschenkracht te veel,
Nu wanhopig, dan te vreden
Doorgeworsteld, doorgestreden,
Uit een langverstramde keel

 1824.
B.