Rotsgalmen/Sterven
← Zwermzwarreling | Rotsgalmen (1854) door Willem Bilderdijk | De schoonste Lusthof → |
Uitgegeven in Schiedam door H. A. M. Roelants. |
Sterven.
Ja vreeslijk is het uur, het angstig uur van sterven,
Als we één onzetbren slag
’t Gezicht van ’s hemels dag
En wat dat licht belooft, onredbaar, door zien kerven!
Als we één onzetbren slag
’t Gezicht van ’s hemels dag
En wat dat licht belooft, onredbaar, door zien kerven!
Maar wat is ’t dat die slag het menschlijk hart doet derven?
’t Verlangen naar genot
Dat met ons uitzicht spot,
En wel verlokt en tergt, maar nooit zich laat verwerven.
’t Verlangen naar genot
Dat met ons uitzicht spot,
En wel verlokt en tergt, maar nooit zich laat verwerven.
En lachende Oogst, helaas! van uitgedorste gerven,
Die nooit den trek verzaadt,
Maar hoop en vlijt verraadt
En ingebeelden schat verkeert in aarden scherven.
Die nooit den trek verzaadt,
Maar hoop en vlijt verraadt
En ingebeelden schat verkeert in aarden scherven.
Doch waarom dan gevreesd voor ’t rustpunt van dit zwerven?
Neen leggen wy voor ’t graf,
De zelf-betoovring af:
’t Is zalig, zelfs op de aard, van ’t aardsche zich te onterven,
En, voor den dood, te sterven.
Neen leggen wy voor ’t graf,
De zelf-betoovring af:
’t Is zalig, zelfs op de aard, van ’t aardsche zich te onterven,
En, voor den dood, te sterven.
1823.