Rotterdamsch Nieuwsblad/Jaargang 59/Nummer 18041/Kunstkring

‘Kunstkring. Werk van mej. Van Regteren Altena, mevr. Westendorp-Osieck en Tjipke Visser’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit het Rotterdamsch Nieuwsblad, dinsdag 19 januari 1937, derde blad, p. 1. Publiek domein in de EU.
[ Derde blad, 1 ]

KUNSTKRING.


Werk van mej. Van Regteren Altena, mevr. Westendorp-Osieck en Tjipke Visser.

 Er is in ons land in de laatste decennia een zeer respectabele beeldhouwkunst ontstaan. En dit terwijl toch over het gemeen de belangstelling voor plastiek veel geringer is dan voor schilderijen. Misschien ligt de verklaring in het feit, dat onze beeldhouwers juist in hun eenzaamheid zich vrijer konden ontwikkelen dan de schilders, die meer reden hadden om ook bij hun gewaagde experimenten met één oog naar een potentieel publiek of publiekje te lonken, te werken voor de markt!
 Onder onze beeldhouwers is de laatst 60 jaar geworden Tjipke Visser zeker wel een der belangrijkste figuren. Men ziet zijn werk op de tentoonstelling in den Kunstkring van alle kanten. Maar juist die veelzijdigheid is niet zeer overtuigend. Het best is Visser misschien toch gebleven in werk als een paar uit hout gesneden vogels in de voorzaal te zien geven.
 Het groote beeld „Pandorra”, dat de eere plaats op de tentoonstelling inneemt, heeft eigenlijk alle goede eigenschappen, maar er zit zoo geen persoonlijkheid achter. Het heeft ondanks de grootte een kant van confectie, welke men eigenlijk al gauw in heel veel werk van den gemoedelijken Tjipke ontdekt als hij zich met „het beeld der vrouw” gaat bezig houden.
 Temperarnentloos is Visser’s werk en het wordt een enkele maal zelfs wat zielig in plaats van bezield. Maar het zit toch ook weer vol aardige vondsten. Hoe leuk Heeft hij b.v. van zijn materiaal geprofiteerd bij dat transparant in wit marmer gehakte kinderkopje! Toch, in zijn vogels zit het meest echt leven. Die onthoudt men, blijft men kennen, bij de rest denkt men vaak aan goede winkelwaar.
 Van de beide schilderende Amsterdamsche dames wint mevrouw Westendorp het in alle opzichten van mej. Altena. Als men de Vlaamsche stadsgezichten ziet van deze laatste, dan weet men ineens dat het schilderen van mej Altena aangeleerd is, ook wat haar stillevens betreft, meer een kunstje dan kunst. Mevrouw Westendorp moge wat vrouwelijk oppervlakkig zijn hier en daar, ze is er ook vrouwelijk charmant bij, vlot, leuk in de penseelvoering en van alle markten thuis.
 Bovendien heeft mevrouw Westendorp werkelijk kleur, die af en toe fonkelen en flonkeren kan. En ze typeert goed, dat leeren haar portretten, die ’t ook als schets doen. Het groote pastel met een op den rug gezien naakt is typeerend voor haar kunnen dat wel flink en gedurfd maar toch echt vrouwelijk is.