GNU 2004 bijbelvertaling

Zie voor opmerkingen de overlegpagina

PREDIKER (DE GODSDIENST ONDERWIJZENDE MAN) (SV: HET BOEK GENAAMD PREDIKER) bewerken

De GNU 2004 vertaling van PREDIKER (DE GODSDIENST ONDERWIJZENDE MAN) bewerken

SV GNU 2004 vertaalverantwoording SV naar GNU 2004
Dit is vertaald toen ik nog niet bijhield welke zin welk vers was en toen ik nog niet de SV ernaast zette. De Statenvertaling zet ik (laudaka) hier later naast. De auteur van dit bijbelboek
De woorden van de godsdienst onderwijzende man, de zoon van David, koning te Jeruzalem. Het woord Kohelet/Prediker betekent dus NIET prediker maar de onderwijzende man. In dit geval is natuurlijk de godsdienst onderwijzende man bedoeld. Aangezien godsdienst onderwijzen prediken is, is er later ten onrechte gekozen voor de vertaling Prediker. Maar prediker is beslist geen titel, dus de hoofdletter in Prediker is ook heel ongelukkig. Merk op dat ons woord voor iemand die als beroept predikt, onderwijs geeft in godsdienst, predikant is en niet prediker. Er is toen in het verleden voor het woord prediker gekozen om aan te geven dat het gaat om iemand die godsdienst onderwijst/predikt maar die dit niet als beroep of titel heeft. Wij hebben ervoor gekozen om een vertaling te kiezen die zo dicht mogelijk bij het Hebreeuws ligt, zelfs al wordt "de (godsdienst) onderwijzende man" nu al heel lang in het Nederlands vertaald wordt als Prediker. Ik heb erover nagedacht of dit niet te lang is maar ik vind de "onderwijzende man" te vaag. Vroeger was het misschien duidelijk dat iemand die onderwijst ook altijd godsdienst onderwijst maar bij de onderwijzende man moet ik als iemand die in 2004 leeft, toch eerder aan een basisschool leraar denken. Ook heb ik nagedacht over "de godsdienst onderwijzende" maar dit vind ik nogal formeel klinken, "de godsdienst onderwijzende man" klinkt wat informeler, maakt de vertaling minder kil en afstandelijk, en het geeft ook aan dat het om een man gaat. En ik vind het nogal seksistisch om te doen alsof iedere onderwijzende persoon een man zou moeten zijn door "de godsdienst onderwijzende" te zeggen. Verder zou Jezus Christus er volgens mij ook zo over denken want Jezus Christus had opmerkelijk veel respect voor vrouwen, voor een man van zijn tijd. Dus dat lijkt me een prima extra reden om het woord "man" toe te voegen ;-)
Alles is zinloos, nee zelfs leger dan leegte
Leger dan leegte, zegt de godsdienst onderwijzende man, alles is totaal zinloos! Nog zinlozer dan zinloosheid zelf! Wat schiet de mens op door hard te werken? Mensen worden geboren, worden oud en sterven, maar de aarde blijft altijd bestaan. Ik vind het woord geslachten wat oud klinken dus ik heb gekozen voor een wat vrijere levendigere vertaling.
De zon komt op en de zon gaat onder en hijgend van inspanning [van het om de aarde draaien] ijlt zij naar de plaats waar zij opkomt. De wind waait eerst naar het Zuiden en draait dan en waait weer naar het Noorden, aldoor draaiend gaat hij voort en op zijn kringloop keert de wind terug waar hij was. We hebben ervoor gekozen "gaat naar het Zuiden" als "waait eerst naar het Zuiden" te vertalen, dus met de toevoeging van het woord "eerst", omdat het duidelijk is dat de onderwijzende man bedoeld dat de wind eerst van A naar B waait en dan weer terug. En natuurlijk voelt dit heel zinloos aan, dit bijbelboek gaat over een intense gevoel van zinloosheid en leegte, zal bijna iedereen van mening zijn, denken we. Kan iemand nagaan of het woord "eerst" in het Hebreeuws weggelaten wordt soms?
SV GNU 2004 Vertaalverantwoording SV naar GNU

2004

IJdelheid van alle aardse dingen.
1:1 De woorden van de prediker, den zoon van David, den koning Jeruzalem.
1:2 IJdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid.
1:3 Wat voor voordeel heeft de mens van al zijn arbeid, dien hij

arbeidt onder de zon?

1:4 Het ene geslacht gaat, en het andere geslacht komt; maar de aarde staat in der eeuwigheid.
1:5 Ook rijst de zon op, en de zon gaat onder, en zij hijgt naar haar plaats, waar zij oprees.
1:6 Zij gaat naar het zuiden, en zij gaat om naar het noorden; de wind gaat steeds omgaande, en wind keert weder tot zijn omgangen.
1:7 Al de beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee niet vol, naar de plaats, waar de beken heengaan, derwaarts gaande keren zij verder. 1:7 Alle beken stromen naar de zee, maar de zee raakt nooit vol. De beken blijven maar stromen naar hun monding. Volgens mij mag deze vrijere vertaling "stromen", de plaats waar de beken naartoe stromen is overduidelijk hun monding.
1:8 Al deze dingen worde zo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het oor wordt niet vervuld van horen. 1:8 Alle dingen zijn ontzettend vermoeiend. Wij zien met onze ogen maar het vult de leegte in ons niet niet om de wereld met onze ogen te zien. En onze oren horen maar ook dat vult de leegte in ons niet om de wereld te horen. 1:8 Deze vertaling wijkt sterk af maar de NBG 1954 vertaling was wel heel erg cryptisch/kort. Volgens mij wordt met "het oog" toch echt de ogen van mensen in het algemeen bedoeld dus deze vertaling zou moeten kunnen. Verder heb ik ervoor gekozen om "verzadigt niet" te vertalen met "vult de leegte niet" omdat dan het gevoel van leegte duidelijk terugkomt. Je helpt de lezer iets beter het gevoel van leegte te voelen en het ligt toch vrij dichtbij de NBG 1954 vertaling en hopelijk dichtbij de Hebreeuwse tekst. We hebben "ook dat" aangevuld omdat dit in het Nederlands gebruikelijk is als je een zin hebt die bijna hetzelfde zegt, een opsomming is, samen met de vorige zin.
1:9 Hetgeen er geweest is, hetzelve zal er zijn, en hetgeen er gedaan is, hetzelve zal er gedaan worden; zodat er niets nieuws is onder de zon. 1:9 Wat er geweest is, dat zal er altijd blijven, en wat nu gedaan wordt, zal altijd gedaan worden. Er is niets nieuws onder de zon. 1:9 We hebben in de eerste zin "altijd" en "nu" aangevuld omdat dat duidelijk is wat bedoeld wordt en de zin zo wat levendiger wordt.
1:10 Is er enig ding, waarvan men zou kunnen zeggen: Ziet dat, het is nieuw? Het is alreeds geweest in de eeuwen, die vóór ons geweest zijn. 1:10 Als er iets is waarvan mensen zeggen: Kijk! Dit is nieuw, dan zal toch blijken dat het er al in verre tijden was, ver voor onze geboorte. 1:10 Er staat "die vóór ons waren." maar dat is nogal vaag, volgens mij is het terecht dit vrijer te vertalen met "voor onze geboorte", dat voelt dichterbij en is toch wel wat de godsdienst onderwijzende man bedoelt.
1:11 Er is geen

gedachtenis van de voorgaande dingen; en van de navolgende dingen, die zijn zullen, van dezlve zal geen geachtenis zijn bij degenen, die namaals wezen zullen.

1:12 Ik, prediker, was koning over Israël te Jeruzalem. 1:12 Ik, de godsdienst onderwijzende man, was Koning van Israël in Jeruzalem.
1:13 En ik begaf mijn hart om met wijsheid te onderzoeken, en na te speuren al wat er geschiedt onder den hemel. Deze moeilijke bezigheid heeft God den kinderen der mensen gegeven, om zich daarin te bekommeren. 1:13 En vanuit de grond van mijn hart probeerde ik alles onder de hemel te begrijpen en te doorgronden. Dit is een afgrijselijke bezigheid, die god aan de mensen, zijn kinderen, gegeven heeft om zich daarmee te kwellen. 1:13 "Ik zette mijn hart erop" is een verouderde uitdrukking,

"vanuit de grond van mijn hart" is misschien een vrije vertaling maar in ieder geval blijft het woord "hart" in de zin staan. Verder past "na te vorsen en onderzoek te doen" niet mooi in de aangepaste zin dus ik heb ervoor gekozen om "begrijpen en te doorgronden" erin te zetten zodat er toch tweemaal hetzelfde werkwoord staat.

1:14 Ik zag al de werken aan, die onder de zon geschieden; en ziet het was al ijdelheid en kwelling de geestes. 1:14 Toen ik goed keek naar alle daden die onder de zon verricht worden kwam ik tot de volgende ontdekking: Alles is zinloos en een marteling van de geest.
1:15 Het kromme kan niet recht gemaakt worden; en het hetgeen ontbreekt kan niet geteld worden. 1:15 Het kromme kan niet recht zijn en het ontbrekende kan niet geteld worden.
1:16 Ik sprak met mijn hart, zeggende: Zie, ik heb wijsheid vergroot en vermeerderd, boven allen, die vóór mij te

Jeruzalem geweest zijn; en mijn hart heeft veel wijsheid en wetenschap gezien.

1:16 Ik zei tegen mezelf: Kijk! Ik heb een enorme rijkdom aan wijsheid, en mijn wijsheid is meer dan die van allen die voor mij over Jeruzalem [en Israël] geregeerd hebben. 1:16 Wij hebben gekozen voor "een enorme rijkdom" aan wijsheid zodat het gevoel achter de woorden "rijker aan wijsheid" behouden blijft. Dit betekent dat "mijn wijsheid is groter" dus weggelaten moest worden.
1:17 En ik begaf mijn hart om wijsheid en wetenschap te weten; onzinnigheden en dwaasheden; ik ben gewaar geworden, dat ook dit een kwelling de geestes is. 1:17 En vanuit de grond van mijn hart probeerde ik wijsheid te vinden

en wetenschap te ontdekken. Maar ik vond alleen onzinnigheden en dwaasheden. Nu weet ik dat ook dit een kwelling van onze geest is.

1:17 "En ik begaf mijn hart" is verouderd Nederlands. Deze zin is in de NBG 1954 helaas ook al niet in hedendaags Nederlands. De vertaling is dus een gok. Het lijkt erop dat "onzinnigheden en

dwaasheden" in een losse zin staat en dat in het Hebreeuws de betekenis ervan ook niet duidelijk is. Ik heb ervoor gekozen voor een zin die volgens mij logisch is als je naar de rest van de tekst kijkt. In de derde zin heb ik gekozen om "gewaar te worden" om te zetten naar "nu weet" wat volgens mij op hetzelfde neerkomt.

1:18 Want in veel wijsheid is veel verdriet; en die wetenschap vermeerdert, vermeerdert smart.

1:18 Want wie veel wijsheid verzameld wordt depressief. En wie meer kennis ontdekt roept ellende over de mensheid af.

1:18 Er staat natuurlijk niet "depressief" maar we denken dat dat woord in het Hebreeuws niet bestaat. We denken dat de godsdienst onderwijzende man wel "depressief" bedoelt, en "depressief" komt ook dichterbij, is beangstigender en aangrijpender voor de lezer. De zin "wie wetenschap vermeerdert, vermeerdert smart" vonden we vrij vaag klinken. We hebben gekozen voor een vrijere vertaling die hopelijk toch nog dichtbij de SV staat.

SV GNU 2004 vertaalverantwoording SV naar GNU

2004

Vreugde en rijkdom brengen geen geluk.

2:1 Ik zeide in mijn hart: Nu, welaan, ik zal u beproeven door vreugde; derhalve zie het goede aan; maar zie, ook dat was ijdelheid.

2:1 Ik zei in mijn

hart: Kom nu, ik zal mezelf op de proef stellen door dingen te doen waardoor ik uit mijn dak ga; ik zal er echt van genieten; maar ik merkte dat uit je dak gaan zinloos is.

2:1 Wat hier nu precies staat is niet duidelijk, zowel de SV als de NBG 1952 zijn zeer duister in wat er nou precies staat. We hebben gekozen voor een mogelijke interpretatie, die toch nog duister is. Over het "uit mijn dak gaan" twijfelen we erg maar het is wel heel levendig Nederlands.

2:2 Tot het lachen zeide ik: Gij zijt onzinnig, en tot de vreugde: Wat maakt deze?

2:2 Ik lachte en ik zei tegen mijn vrolijkheid: je bent onzinnig vrolijkheid. En ook tegen de vreugde die ik voelde zei ik: wat heb ik aan jou?

2:2 We hebben gekozen om "Ik lachte toe te voegen omdat de boodschap in deze zin anders gewoon niet overkomt. Ook past dit beter bij de zinnen die volgen dat hij het geluk in de wijn heeft gezocht.

2:3 Ik heb in mijn hart nagespeurd, om mijn vlees op te houden in den wijn, (nochtans leidende mijn hart in wijsheid) en om de de dwaasheid vast te houden, totdat ik zou zien wat de kinderen der mensen het best ware, dat zij doen zouden onder den hemel, gedurende het getal der dagen huns levens.

2:3 Ik zocht mijn geluk eens in het drinken van wijn, maar mijn geest hield wel de controle door mijn wijsheid. En ik besloot lekker dwaas te doen totdat ik erachter zou komen hoe je het meeste kunt genieten van je leven. Hoe kunnen wij volwassenen, maar die ook ook nog kinderen zijn, het meeste genieten van het leven?

2:3 We hebben sterke twijfels over deze vertaling maar als het vertaald wordt dichterbij de SV dan is het absoluut niet meer begrijpelijk. Verder is de vertaling van "kinderen der mensen" als "wij volwassenen, maar die ook nog kinderen zijn," zeer op de rand van hoe vrij je mag vertalen maar anders heeft het geen duidelijke betekenis. Verder past het feit dat mensen toch nog kinderen zijn goed bij de rest van de tekst. Dan is er ook nog het gebruiken van een nieuwe zin voor "wij volwassenen, maar die ook nog kinderen zijn". Dit konden we niet anders oplossen, als we dit niet doen dan word de vorige zin te moeilijk en verliest de vertaling aan levendigheid, naar onze bescheiden mening.

2:4 Ik maakte mij grote werken, ik bouwde mij huizen, ik plantte mij wijngaarden.

2:4 Grootse dingen maakte ik voor mezelf. Ik liet grote huizen voor me bouwen. Ik liet wijngaarden voor mij aanplanten.

2:4 Ook hier twijfelen we weer. Kan het wel om te vertalen "Ik liet grote huizen voor me bouwen." We zijn niet blij met "Ik bouwde grote huizen." omdat dit overduidelijjk niet is wat de godsdienst onderwijzende man gedaan heeft, dus een vertaling die er wat naast zit lijkt beter in dit geval.

2:5 Ik maakte mij hoven en lusthoven, en ik plantte bomen in dezelve, van allerlei vrucht.

2:5 Ik liet tuinen en parken aanleggen, met allerlei verschillende vruchtenbomen.

2:5

2:6 Ik maakte mij vijvers van wateren, om daarmede te bewateren het woud, dat met bomen groende.

2:6 Ik liet vijvers aanleggen, om daarmee een woud water te geven, dat groen schitterde van de bomen.

2:6

2:7 Ik kreeg knechten en maagden, en ik had kinderen des huizes; ook had ik een groot bezit van runderen en schapen, meer dan allen die vóór mij te Jeruzalem geweest waren.

2:7 Ik kocht slaven en slavinnen, en er werden ook slaven- en slavinnenkinderen in mijn huis geboren. Verder had ik ontzettend veel koeien, stieren en schapen. Ik had er meer dan alle koningen die voor mij vanuit Jeruzalem over Israël regeerde.

2:7 We hebben gekozen voor "koeien, stieren" omdat "runderen" voor de meeste mensen minder levendig zal overkomen. Verder hebben we ervoor gekozen om "dan alle koningen die voor mij vanuit Jeruzalem over Israël regeerde." aan te vullen, dit wist iedereen in de tijd van de godsdienst onderwijzende man, maar is nu niet meer vanzelfsprekend.

2:8 Ik vergaderde mij ook zilver en goud, en kleinoden der koningen en der landschappen; ik bestelde mij zangers en zangeressen, en wellustigheden der mensenkinderen, snarenspel, ja, allerlei snarenspel.

2:8 Ik verzamelde ook zilver en goud, en kostbare sierraden, mooier dan die van vele koningen en vele landen.

2:8 Er staat "kleinoden", dit zijn kostbare kleine voorwerpen. Aangezien het woord kleinood oud Nederlands is en "kostbare kleine voorwerpen" niet echt mooi staat hebben we gekozen voor "kostbaar sieraad". Verder klonk de laatste zin niet goed zonder tweemaal "vele". Bovendien zou het ook tegenstrijdig worden zonder "vele" want de godsdienst onderwijzende man is óók koning.

2:9 En ik werd groot, en nam toe, meer dan iemand, die vóór mij te Jeruzalem geweest was; ook bleef mijn wijsheid bij mij.

2:9 En ik werd machtiger en rijker, meer dan alle andere koningen die van Jeruzalem over Israël regeerde. Maar toch bleef ik wijs.

2:9 We vermoeden dat het Hebreeuwse woord voor "groter" hier zowel als "machtiger" als als "rijker" vertaald kan worden. Het woord "Maar" staat er niet maar de tekst geeft een rare indruk als het er niet staat.

2:10 En al wat mijn ogen begeerden dat onttrok ik hun niet; ik wederhield mijn hart niet van enige blijdschap, maar mijn hart was verblijd vanwege al mijn arbeid; en dit was mijn deel van al mijn arbeid.

2:10 En alles wat mijn ogen wilde hebben daar zorgde ik ervoor dat ik het kreeg. Ik hield mijn hart niet tegen als het iets wilde doen wat me blij zou maken. En mijn hart was blij door al mijn harde werk. Mijn harde werken zorgde ervoor dat ik blij was.

2:10 Waar we hier het meest over twijfelen is "Mijn harde werken zorgde ervoor dat ik blij was." Maar er staat "dit was mijn deel" dus moet het gaan om de blijdschap waar de godsdienst onderwijzende man het een zin daarvoor over heeft.

2:11 Toen wendde ik mij tot al mijn werken, die mijn handen gemaakt hadden, en tot den arbeid, die ik werkende gearbeid had; ziet, het was al ijdelheid en kwelling des geestes, en daarin was geen voordeel onder de zon.

2:11 En toen keek ik naar al mijn werk, dat mijn handen gemaakt hadden, en naar de moeite, die ik door hard te zwoegen gedaan had. Het was volkomen zinloos en een kwelling van de geest. En al mijn werk en mijn bezittingen leverde mij geen voordeel op.

2:11 De dubbele woorden "werkende gearbeid" hebben we vervangen door "hard zwoegen" wat ook duidelijk veel werken uitdrukt. Het aanvullen met het woord "bezittingen" van de laatste zin moet wel omdat de zin anders niet duidelijk is en het is duidelijk wat bedoeld wordt in de tekst.

2:12 Daarna wendde ik mij, om te zien wijsheid, ook onzinnigheden en dwaasheid; want hoe zou een mens, die den koning nakomen zal, doen hetgeen alrede gedaan is?

2:12 Toen keek ik om me heen om te zien wat wijs was om te doen, ook keek naar wat onzinnig en dwaas was om te doen. Want op welke manier moet een koning regeren, vergeleken met hoe de vorige koning regeerde?

2:12 De woorden "wendde ik" zijn "Toen keek ik om me heen" geworden. Deze vertaling zit weer op het randje van hoe vrij je mag vertalen, maar volgens mij komt het op hetzelfde neer als wat in de SV staat. De zin "Want op welke manier ... koning regeerde?" is helaas nog gewaagder maar ook hier denken we dat het beslist wel dezelfde betekenis heeft als de SV.

2:13 Toen zag ik dat de wijsheid uitnemendheid heeft boven de dwaasheid, gelijk het licht uitnemendheid heeft boven de duisternis.

2:13 Toen zag ik in dat de wijsheid beter is dan de dwaasheid, net zoals licht beter is dan duisternis.

2:13
2:14 2:14 2:14
2:15 2:15 2:15
2:16 2:16 2:16
2:17 2:17 2:17
2:18 2:18 2:18
2:19 2:19 2:19
2:20 2:20 2:20
2:21 2:21 2:21
2:22 2:22 2:22
2:23 2:23 2:23
2:24 2:24 2:24
2:25 2:25 2:25
2:26 2:26 2:26