Samuel Senior Coronel/Iets over de oorzaken en het verdrijven van de vochtigheid

Iets over de oorzaken en het verdrijven van de vochtigheid
Auteur(s) C.
Datum Zaterdag 4 oktober 1873
Titel Iets over de oorzaken en het verdrijven van de vochtigheid
Tijdschrift De Opmerker
Jg, nr, pg 8, 40, [1-2]
Opmerkingen Max von Pettenkofer vermeld als von Pettenkofer
Brontaal Nederlands
Bron [1], [2]
Auteursrecht Publiek domein

[1]


[...]


IETS OVER DE OORZAKEN EN HET VERDRIJVEN VAN DE VOCHTIGHEID UIT NIEUWGEBOUWDE WONINGEN.


      In den laatsten tijd lezen we bij herhaling in de politieke en industrieele bladen de aanbeveling, om het vocht uit nieuwgebouwde huizen door middel van houtskolenvuren te verdrijven, waarbij dan de verklaring werd gevoegd, dat het bij de verbranding ontwikkeld koolzuur zich met de kalk der muren verbindt en daardoor het hydraatwater loslaat, dat door de warmte vervluchtigt en ontwijkt. Die verklaring, op zich zelve juist, bewijst echter niets, omdat zij te veel wil bewijzen: het verdwijnen van de vochtigheid der woning. Een bekend deskundige op technisch-hygiènisch terrein, prof. von Pettenkofer, te München, heeft daaromtrent dezer dagen eenige belangrijke denkbeelden meegedeeld, wier kennisneming onzen technici zeker niet onwelkom zal zijn. Wij zullen daarom den hoofdinhoud daarvan in korte trekken trachten terug te geven.
      Uit opzettelijk daaromtrent in het werk gestelde onderzoekingen en gedane berekeningen is het gebleken, dat voor den bouw van een woonhuis van 3 verdiepingen, met 5 kamers en een keuken, in München gevorderd worden ± 167,000 tichelsteenen, elk ongeveer van 5 kilo gewicht. Een goed gebrande steen van middelmatige hardheid is in staat meer dan 10 pCt. van zijn gewicht aan water op te slurpen. Neem nu aan, dat de steen door de gewone behandeling bij het gebruik van 5 pCt. water opneemt, dan zal de bovengenoemde hoeveelheid 41,750 kilo of liter water bevatten.
      De metselspecie bedraagt gewoonlijk 1/5 der muren, maar bevat veel meer water dan de steenen. Stellen wij echter dit watergehalte even groot als van de steenen, dan bevat zulk een nieuwgebouwd huis omstreeks 83,500 liters water in de muren. Die massa water moet voor een groot deel verwijderd worden, zal het huis tot eene gezonde bewoning geschikt zijn. Wij kunnen dit niet beter doen, dan het aan de vrijwillige verdamping der lucht over te laten. Deze is wel de langste, maar de veiligste weg. Het vermogen van de lucht om water op te nemen wordt bepaald door de neiging van het water om bij verschillende temperaturen te verdampen; vervolgens door de hoeveelheid water, die de lucht reeds bevat, welke over een vochtig ligchaam heenstrijkt; eindelijk door de snelheid, waarmede de lucht zich daaroverheen beweegt. Voor de beide eerste momenten kan men als maatstaf de gemiddelde temperatuur van het jaar in ons klimaat (10° C.) en het gemiddelde watergehalte der lucht aannemen. Bij 10° C. kan een kubieke meter lucht 9.7 gram water in dampvorm opnemen; wanneer de kubieke meter van de hoeveelheid, waarmee de lucht bij deze temperatuur met water is verzadigd, reeds 75 pCt. of 7.3 gram bevat, dan kan 1 kubieke meter lucht aan een nieuwgebouwd huis hoogstens 2.4 gram water onttrekken.
      Zooveel malen nu 2.4 in 83,500 kgr. of in 83 millioen gram bevat zijn, zooveel kubieke meters lucht moeten over de oppervlakte der muren strijken en zich met hun water verzadigen, totdat het gebouw droog kan worden, en dat zijn meer dan 34 millioen kub. meters lucht in ronde getallen. Hoe snel de lucht zich ook beweegt, zoo is echter de hoeveelheid droge lucht, die gewoonlijk over een huis strijkt tusschen den tijd dat de muren zijn opgetrokken en het huis bewoond wordt, te gering om den muren voldoende hun watergehalte te ontnemen, zoodat het huis ter bewoning geschikt is. Daarin kan te gemoet worden gekomen door duchtig stoken, en wel tot een warmte-graad van 20° C. Daardoor wordt de spanning van den waterdamp, d.i. het vermogen van de lucht, om water op te nemen, van 9.7 tot 17.1 gram water per kub. meter lucht verhoogd. Wij verwijderen alzoo met elken kub. meter, die vervangen wordt, in plaats van 2.4, 10.2 gram water. Daar met het stoken ook het temperatuur-verschil tusschen de lucht in en buiten het huis vermeerdert, zoo versterkt men tevens de ventilatie tot 50 kub. meters per uur, waardoor men in staat is eene hoeveelheid water te verdrijven, die het twintigvoudige van die onder gewone omstandigheden overtreft. Als zoodanig hebben de houtskolenvuren dan ook eenig nut gedaan. Als bronnen van koolzuur echter niet. De veiligste en snelste manier, om een nieuwgebouwd huis droog te krijgen, be-


[2]


staat dus in het aanleggen en onderhouden van flinke vuren in al de vertrekken, waarbij tevens voor goede luchting moet zorg gedragen worden. Alle andere aanbevolen huismiddelen acht Pettenkofer onvoldoende en op zelfbedrog berustende.


C.